ECLI:NL:GHAMS:2022:2798

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
29 september 2022
Zaaknummer
23-001555-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kinderrechter inzake rijden onder invloed met alcohol en cannabis

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2004, was eerder veroordeeld voor rijden onder invloed van alcohol en cannabis. De kinderrechter had een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 30 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie. De advocaat-generaal had eenzelfde straf geëist, maar de raadsman van de verdachte pleitte voor een geldboete, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter bevestigd, behalve ten aanzien van de strafoplegging. Het hof oordeelde dat de verdachte een nieuwe weg was ingeslagen en dat het opleggen van een werkstraf niet passend zou zijn. In plaats daarvan heeft het hof een geldboete van €200,00 opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie bij niet-betaling. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte, die aangaf dat hij een moeilijke periode had doorgemaakt maar inmiddels weer aan het werk was.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 24a, 77a, 77g en 77l van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op basis van de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete, die in vier termijnen van €50,00 moet worden betaald. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige, waarbij de jongste raadsheer niet in staat was het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001555-22
datum uitspraak: 29 september 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 30 mei 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-027319-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 september 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich, gelet op de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging, in zoverre zal het vonnis worden vernietigd en met dien verstande dat voornoemde bekennende verklaring de in eerste aanleg voor het bewijs gebezigde verklaring van de verdachte vervangt.

Oplegging van straf

De kinderrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 30 uren, bij niet verrichten te vervangen door 15 dagen jeugddetentie.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 30 uren, bij niet verrichten te vervangen door 15 dagen hechtenis, waarvan 15 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat oplegging van een geldboete, gelet op de omstandigheden waaronder het feit is begaan en gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, passend en geboden is.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan rijden onder invloed. De verdachte heeft namelijk onder invloed van alcohol en cannabis op zijn bromfiets gereden. Door zo te handelen heeft de verdachte niet alleen zijn eigen veiligheid, maar ook de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. De verdachte heeft zich bovendien niet als een verantwoordelijke verkeersdeelnemer gedragen.
Gelet op de straffen die doorgaans voor feiten zoals het onderhavige worden opgelegd, acht het hof een taakstraf in de vorm van een werkstraf in beginsel passend en geboden. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij een moeilijke periode achter de rug heeft, en dat het inmiddels beter met hem gaat. Hij heeft een nieuwe baan waar hij gemotiveerd voor is. Het hof wil de nieuwe weg die de verdachte is ingeslagen niet bemoeilijken door oplegging van een werkstraf en zal derhalve, mede gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, in plaats van een werkstraf een geldboete aan de verdachte opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 24a, 77a, 77g en 77l van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 200,00 (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat de
geldboetemag worden voldaan in
4 (vier) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot
€ 50,00 (vijftig euro).
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. V.M.A. Sinnige en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van mr. R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 september 2022.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.