Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.BEVERWIJKSE BAZAAR B.V.,
MARKTVAST B.V.,
gevestigd te Beverwijk,
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
OVERWEGENDE:
“Projectgebied”: de zone, die wordt begrensd door de Parallelweg , de achtergrens van de parkeerterreinen, de Randweg en de Industrieweg, zoals nader uitgetekend op een bij deze overeenkomst behorende tekening(bijlage 3)
‘een deel van de Buitenlanden tussen Ambachtstraat en Randweg ’, ‘een deel van de Ambachtstraat van hal 63 tot Buitenlanden ’, ‘de Randweg van nummer 64 tot Ringvaartweg ’ en ‘een deel van de Ringvaartweg tussen Randweg en hek Ringvaartweg ’.
3.De beoordeling
een nader te bepalen bedrag aan huur dan wel vergoeding voor het gebruik is verschuldigd voor de Buitenlanden / Ambachtstraat en/of de Ringvaartweg en/of de Randweg tot aan het moment dat deze wegen niet meer aan de openbaarheid zijn onttrokken en het gebruik door De Bazaar is geëindigd, dan wel de eigendom van deze percelen door de gemeente is overgedragen;
een vierde griefheeft de gemeente haar eis gewijzigd. Het verweer van De Bazaar zal bij de behandeling van deze grieven worden betrokken voor zover van belang.
de eerste griefde beslissing van de kantonrechter aangevochten dat De Bazaar geen parkeercompensatie is verschuldigd. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. De aanspraak op parkeercompensatie vindt volgens de gemeente haar (enige) grondslag in artikel 5.2 van de SOK. De voldoening van de overeengekomen parkeercompensatie is een zelfstandige verplichting van De Bazaar. Deze verplichting uit artikel 5.2 van de SOK is niet afhankelijk van een huurovereenkomst, andere nadere overeenstemming of daadwerkelijk gebruik van de wegen. De gemeente heeft ter uitvoering van de SOK en het plan van aanpak in 2003 en in 2008 (delen van) de Buitenlanden / Ambachtstraat , de Ringvaartweg en de Randweg voor het openbaar verkeer afgesloten, vervolgens aan de openbaarheid onttrokken en ten slotte het betaald parkeren voor de afgesloten wegen afgeschaft. De Bazaar is een compensatie voor het daardoor ontstane gemis aan parkeerinkomsten verschuldigd. De Bazaar heeft ook parkeercompensatie betaald, zij het dat niet voor al deze afgesloten wegen het geval is geweest, omdat de gemeente ervan uitging dat voor deze wegen een huur- of leaseovereenkomst zou worden gesloten en de parkeercompensatie daarbij in rekening zou worden gebracht. Voor de door De Bazaar tot 1 april 2017 gehuurde Ringvaartweg is dit dus wel gebeurd, door middel van de huurfacturen. De SOK is niet uitgewerkt. De SOK is immers door geen van partijen beëindigd. In het plan van aanpak zijn vier activiteiten onderscheiden die alle zijn uitgevoerd. Hiermee heeft de bedoelde herontwikkeling plaatsgevonden. De laatste zin van artikel 12.6 van de SOK heeft dus geen toepassing. Nu de herontwikkeling tot stand is gekomen, is De Bazaar logischerwijs parkeercompensatie verschuldigd, omdat een onderdeel van de herontwikkeling is dat het betaald parkeren binnen het projectgebied is afgebouwd. Het betreft een langlopende postcontractuele verplichting voor De Bazaar die voortduurt ook nadat de herontwikkeling heeft plaatsgevonden en de looptijd in artikel 12.6 van de SOK is verstreken. Uit een recent gevoerde bestuursrechtelijke procedure tussen partijen over de door de gemeente op grond van artikel 7.1 van de SOK vastgestelde retributieverordening en daarop gebaseerde opgelegde aanslag vermakelijkheidsretributie heeft De Bazaar de geldigheid van de SOK ook niet ter discussie gesteld, aldus de gemeente.
totaal € 103.610,66
niet invoerenvan een systeem van betaald parkeren zoals vermeld in artikel 5.2 van de SOK gelijk aan het
afschaffenvan betaald parkeren. Over dit laatste gaat artikel 5.2 van de SOK echter niet. Artikel 5.2 van de SOK ziet op de situatie dat de gemeente door geen betaald parkeren in te voeren, opbrengsten misloopt waarna De Bazaar het gemiste opbrengstbedrag zal vergoeden aan de gemeente tot een bedrag van € 226.890,00. De gemeente kan alleen een systeem van betaald parkeren invoeren wanneer dat er voorheen nog niet was. Artikel 5.3 van de SOK betreft de tegenovergestelde situatie, namelijk dat door de gemeente een of meer wegen waar betaald parkeren gold aan de openbaarheid heeft onttrokken en aan De Bazaar heeft verkocht. De gemeente ontvangt dan dus niet langer parkeerinkomsten uit het verkochte. Met artikel 5.3 van de SOK is een compensatie hiervoor bedongen als onderdeel van de koopprijs. Artikel 5.3 van de SOK heeft dus betrekking op afschaffen van betaald parkeren. De vraag is derhalve of wegen aan de openbaarheid zijn onttrokken en vervolgens aan De Bazaar zijn verkocht, want alleen dan is De Bazaar als onderdeel van de koopprijs een vergoeding aan de gemeente verschuldigd voor het wegvallen van parkeerinkomsten. Verkoop van gronden als bedoeld in art 5.3 van de SOK is slechts aan de orde voor delen van de Buitenlanden en de Montageweg , aldus De Bazaar.
niet invoerenkon gaan maar zag op
afschaffenvan betaald parkeren. De ter plaatse gevestigde Bazaar heeft ook niet gesteld de situatie aldaar niet te hebben gekend. Vaststaat dat de gemeente het betaald parkeren in het gebied van artikel 2.5 van de SOK heeft afgeschaald en kennelijk ook substantieel. Vanwege dit laatste volgt het hof De Bazaar ook niet in haar kennelijke stelling dat zij geen parkeercompensatie is verschuldigd, zolang in delen van het in artikel 5.2 van de SOK beschreven (grotere dan door de gemeente als in geschil zijnde beschreven) gebied nog een systeem van betaald parkeren van kracht is, ook al heeft de gemeente deze verplichting niet weersproken en heeft zij erkend dat niet overal in het in artikel 5.2 van de SOK genoemde gebied het systeem van betaald parkeren is afgeschaft. De Bazaar heeft onvoldoende toegelicht waarom deze verstrekkende sanctie bij deze stand van zaken aangewezen zou zijn. Met de stelling dat geen herontwikkeling van het projectgebied tot stand is gekomen zoals destijds beoogd heeft De Bazaar de stelling van de gemeente dat dat wel het geval is weersproken. De Bazaar erkent echter dat er over en weer prestaties zijn verricht op grond van de SOK, waaronder de verkoop van percelen en de totstandbrenging van een nieuw bestemmingsplan. Ook volgens De Bazaar is de SOK niet geëindigd; zij zou alleen zijn uitgewerkt. Dat de feitelijke situatie maakt dat De Bazaar niet (meer) aan haar in artikel 5.2 van de SOK beschreven verplichtingen kan worden gehouden is daarmee echter onvoldoende toegelicht. Hoewel de status van de herontwikkeling onduidelijk is gebleven en de gemeente ter zitting in hoger beroep heeft erkend dat niet de gehele herontwikkeling heeft plaats gevonden, staat tussen partijen wel vast dat deze deels tot stand is gekomen. Het hof zal daarom ervan uitgaan dat in zo verre daadwerkelijk uitvoering is gegeven aan de door partijen beoogde ontwikkeling waarop de SOK betrekking heeft, dat het beroep van De Bazaar op het bepaalde in artikel 12.6 derde volzin van de SOK niet opgaat. In hoeverre De Bazaar bijzonder gebruik van de desbetreffende weg(del)en maakt heeft geen relevantie voor de toepassing van artikel 2.5 van de SOK. Dat dat wel het geval is, is althans onvoldoende toegelicht. Uit het voorgaande volgt dat De Bazaar in beginsel parkeercompensatie aan de gemeente is verschuldigd. De eerste grief slaagt in zoverre.
de tweede griefheeft de gemeente de overweging van de kantonrechter aangevochten dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over een te sluiten huurovereenkomst. Volgens de gemeente volgt uit de door haar gestelde feiten, inhoudende dat De Bazaar de desbetreffende wegen gebruikt en er overeenstemming is over een tegenprestatie, dat tussen partijen een huurovereenkomst van kracht is. Ter illustratie van het gebruik door De Bazaar heeft de gemeente aangevoerd dat ter plaatse op gezette tijden een kofferbakmarkt wordt gehouden en kraampjes, terrassen, straatmeubilair en andere voorwerpen op en langs de wegen zijn geplaatst en ter zitting heeft de gemeente nog naar voren gebracht dat een hekwerk voor afsluiting zorgt. Partijen hebben ook afgesproken dat er een tegenprestatie is verschuldigd voor het gebruik van de wegen. De gemeente heeft ter onderbouwing van deze stelling verwezen naar het hierboven onder 2.h. weergegeven verslag van de bespreking tussen partijen op 25 november 2014 waarin staat vermeld dat is afgesproken dat aan het gebruik van de genoemde wegen een overeenkomst ten grondslag moet liggen en dat deze overeenkomst per 1 januari 2015 zal ingaan. Ook heeft de gemeente verwezen naar haar hierboven onder 2.i. vermelde brief waarin zij deze afspraken heeft bevestigd. Als huurprijs heeft te gelden de huurprijs conform de afgesproken taxatie, aldus de gemeente.
totaal € 58.311,18
de derde griefis de gemeente opgekomen tegen het oordeel van de kantonrechter dat de gemeente geen beroep op ongerechtvaardigde verrijking toekomt. Deze grief is ingesteld voor het geval de eerste grief of de tweede grief niet zo slagen. Aangezien de eerste grief (beroep op verschuldigdheid parkeercompensatie) in beginsel slaagt en de tweede grief (beroep op huurovereenkomst) niet, zal de derde grief nu alleen worden behandeld in het verlengde verband van de tweede grief. De door de gemeente gestelde ongerechtvaardigde verrijking is gestoeld op het door de gemeente gestelde gebruik door De Bazaar van de aan de orde zijnde wegen. Hierboven is al geoordeeld dat de gemeente onvoldoende heeft aangevoerd voor dit door haar gestelde gebruik in het licht van de betwisting door De Bazaar daarvan. Hierop struikelt ook de derde grief. Het aan huur gevorderde bedrag en de desbetreffende verklaring voor recht zijn niet toewijsbaar.