Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
advocaat: mr. R.N.E. Visser te Amsterdam.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. [appellant] heeft in 2020 verzocht om de huurovereenkomst van zijn overleden moeder, [moeder], voort te zetten op basis van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. De kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen, omdat [appellant] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor het bestaan van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. In hoger beroep heeft [appellant] vier grieven ingediend, waarin hij stelt dat hij en zijn moeder wel degelijk een duurzame gemeenschappelijke huishouding hebben gevoerd. Het hof heeft echter geoordeeld dat, hoewel [appellant] zijn hoofdverblijf in het gehuurde had, er geen sprake was van een gemeenschappelijke huishouding. Het hof concludeert dat de zorgrelatie tussen [appellant] en zijn moeder een eenzijdig karakter had en dat er geen financiële verwevenheid was. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de grieven van [appellant] af. Tevens wordt [appellant] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.