Uitspraak
1.Het beklag
een of meer onbekend gebleven personen(hierna: beklaagden) ter zake van diverse incidenten, waaronder bedreiging en belediging.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in een beklagprocedure op basis van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Het beklag was ingediend door een klager die zich benadeeld voelde door de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen onbekend gebleven personen, naar aanleiding van diverse incidenten, waaronder bedreiging en belediging. De klager had in nieuwjaarsnacht 2020 een woordenwisseling met een persoon die hem bedreigde, waarna hij regelmatig werd lastiggevallen door verschillende groepjes personen.
Het hof heeft de stukken in de zaak bestudeerd, waaronder het klaagschrift, het verslag van de advocaat-generaal en de aangifte van de klager. Tijdens de behandeling in raadkamer op 21 december 2021 heeft de gemachtigde van de klager het beklag toegelicht. De advocaat-generaal was ook aanwezig, maar vond geen aanleiding om de conclusie in het verslag te herzien.
Het hof heeft beoordeeld of er voldoende bewijs was voor een strafvervolging. Het hof concludeerde dat een enkele aangifte niet voldoende is voor een veroordeling; er is minimaal steunbewijs nodig uit een andere bron. Het dossier bevatte echter onvoldoende steunbewijs, en de aangifte had niet geleid tot identificatie van mogelijke verdachten. Bovendien was de klager inmiddels verhuisd, waardoor een herhaling van de incidenten niet te verwachten viel.
Op basis van deze overwegingen heeft het hof besloten het beklag af te wijzen, omdat er geen goede redenen waren om tot vervolging over te gaan. De beschikking is gegeven door de voorzitter en de raadsheren, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.