ECLI:NL:GHAMS:2022:276

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
K20-230469
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing beklag art. 12 Sv wegens onvoldoende steunbewijs en geen aanknopingspunten voor nader onderzoek

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in een beklagprocedure op basis van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Het beklag was ingediend door een klager die zich benadeeld voelde door de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen onbekend gebleven personen, naar aanleiding van diverse incidenten, waaronder bedreiging en belediging. De klager had in nieuwjaarsnacht 2020 een woordenwisseling met een persoon die hem bedreigde, waarna hij regelmatig werd lastiggevallen door verschillende groepjes personen.

Het hof heeft de stukken in de zaak bestudeerd, waaronder het klaagschrift, het verslag van de advocaat-generaal en de aangifte van de klager. Tijdens de behandeling in raadkamer op 21 december 2021 heeft de gemachtigde van de klager het beklag toegelicht. De advocaat-generaal was ook aanwezig, maar vond geen aanleiding om de conclusie in het verslag te herzien.

Het hof heeft beoordeeld of er voldoende bewijs was voor een strafvervolging. Het hof concludeerde dat een enkele aangifte niet voldoende is voor een veroordeling; er is minimaal steunbewijs nodig uit een andere bron. Het dossier bevatte echter onvoldoende steunbewijs, en de aangifte had niet geleid tot identificatie van mogelijke verdachten. Bovendien was de klager inmiddels verhuisd, waardoor een herhaling van de incidenten niet te verwachten viel.

Op basis van deze overwegingen heeft het hof besloten het beklag af te wijzen, omdat er geen goede redenen waren om tot vervolging over te gaan. De beschikking is gegeven door de voorzitter en de raadsheren, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

afdeling strafrecht
beklagkamer
rekestnummer K20/230469
Beschikking op het beklag van:
[klager],
klager,
woonplaats kiezende op het kantooradres van zijn gemachtigde:
mr. R.H. Bouwman, advocaat te Amsterdam.

1.Het beklag

Het hof heeft op 13 november 2020 het klaagschrift ontvangen. Het beklag richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam om geen strafvervolging in te stellen tegen
een of meer onbekend gebleven personen(hierna: beklaagden) ter zake van diverse incidenten, waaronder bedreiging en belediging.

2.Het verslag van de advocaat-generaal

Bij verslag van 4 juni 2021 heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven het beklag af te wijzen.

3.De voorhanden stukken

Het hof heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift;
- het verslag van de advocaat-generaal;
- de aangifte van klager.

4.De behandeling in raadkamer

Het hof heeft klager in de gelegenheid gesteld op 21 december 2021 het beklag toe te lichten. Namens klager is de gemachtigde in raadkamer verschenen. Deze heeft het beklag toegelicht en gehandhaafd.
De advocaat-generaal is bij de behandeling in raadkamer aanwezig geweest. In hetgeen in raadkamer naar voren is gekomen heeft deze geen aanleiding gevonden de conclusie in het verslag te herzien.

5.De beoordeling van het beklag

Uit het klaagschrift volgt dat klager in nieuwjaarsnacht 2020 een woordenwisseling met een persoon kreeg die hem vervolgens bedreigde. Sindsdien is klager regelmatig lastiggevallen door verschillende (groepjes) personen, die hem op straat opwachten, volgen, uitschelden en beledigen.
Het hof heeft te beoordelen of de strafrechter die over deze zaak zou moeten oordelen – al dan niet na nader onderzoek – zou kunnen komen tot een veroordeling voor enig strafbaar feit. Daarnaast moet het hof beoordelen of er, gelet op alle omstandigheden, voldoende belang is bij het alsnog instellen van strafrechtelijke vervolging. Indien het antwoord op beide vragen bevestigend luidt, zal een bevel tot vervolging worden gegeven.
De overwegingen van het hof
Bij de toetsing is het volgende van belang. Voor een bewezenverklaring is in het strafrecht alleen een aangifte niet voldoende. Er is ten minste een minimale hoeveelheid steunbewijs nodig. Dit moet de in de aangifte opgenomen verklaring over de strafbare gedraging voldoende bevestigen. Bovendien moet het steunbewijs afkomstig zijn uit een andere bron dan de persoon die de aangifte heeft gedaan.
Tegen die achtergrond bezien bevat het dossier naast de aangifte onvoldoende steunbewijs;
de aangifte van klager heeft niet geleid tot identificatie een of meer mogelijke verdachten.
Zo daartoe al aanknopingspunten zouden zijn, acht het hof het doen van nader onderzoek in deze zaak niet aangewezen. Gebleken is dat klager inmiddels is verhuisd, zodat een herhaling van de door hem beschreven incidenten – die zich hebben voorgedaan in de toenmalige woonomgeving van klager – niet valt te verwachten.
Het hof is dan ook van oordeel dat er goede redenen zijn om in deze zaak geen vervolging te gelasten. Het beklag is ongegrond.
Het hof zal daarom als volgt beslissen.

6.De beslissing

Het hof wijst het beklag af.
Deze beschikking, waartegen voor betrokkenen geen rechtsmiddel openstaat, is gegeven op
27 januari 2022 door mrs. P.F.E. Geerlings, voorzitter, N. van der Wijngaart en A.C. Huisman, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Huizenga, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.