Op 21 september 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 30 augustus 2021 was gewezen. De zaak betreft een verdachte, geboren in 1981, die in hoger beroep ging tegen het eerder uitgesproken vonnis. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 7 september 2022 gehouden, waarbij de advocaat-generaal heeft gevorderd het vonnis te bevestigen. De verdachte heeft betoogd dat de e-mailberichten, die als bewijs zijn gebruikt, niet door hem maar door een ander zijn verzonden, maar het hof achtte deze stelling niet aannemelijk.
Het hof heeft de bewijsmiddelen die in eerste aanleg zijn gebruikt, vervangen door nieuwe bewijsmiddelen zoals voorgeschreven door de wet. De beslissing van het hof was om het vonnis waarvan beroep te bevestigen, met inachtneming van de overwegingen die in het arrest zijn opgenomen. Het hof heeft vastgesteld dat de e-mailberichten afkomstig van het e-mailadres van de verdachte zijn verzonden, en dat de verdediging niet overtuigend heeft aangetoond dat een ander deze berichten heeft verstuurd.
De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het Gerechtshof Amsterdam, met de rechters R. Kuiper, N. van der Wijngaart en P.K. van Riemsdijk. Het arrest is openbaar uitgesproken op de zitting van 21 september 2022, waarbij mr. P.K. van Riemsdijk niet in staat was om het arrest mede te ondertekenen.