In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van een huurovereenkomst tussen Stichting Administratie Ondernemerscentrum Esrein en VEMEDSH DRITTE GRUNDBESITZ GmbH & Co. GESCHLOSSENE INVESTMENTCOMMANDITGESELLSCHAFT. De zaak betreft een bedrijfsruimte die door Esrein werd gehuurd voor de exploitatie van een koffie- en wijnbar. Het hof oordeelde dat Esrein in strijd met de huurovereenkomst het gehuurde aan derden had onderverhuurd en dat zij bovendien structureel te laat huur had betaald. Deze tekortkomingen werden als ernstig genoeg beoordeeld om de huurovereenkomst te ontbinden. Het hof heeft de vordering van Vemedsh tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde toegewezen, met een dwangsom voor het geval Esrein niet aan de ontruimingsverplichting voldeed. Daarnaast werd Esrein veroordeeld tot schadevergoeding aan Vemedsh wegens de onrechtmatige executie van een eerder vonnis. De kosten van het geding werden voor rekening van Esrein gesteld, aangezien zij als de overwegend in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd.