Op 13 september 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam een wrakingsverzoek van verzoekster afgewezen. Dit verzoek was ingediend tegen de raadsheer mr. C.N. Dalebout, die eerder betrokken was bij de behandeling van de hoofdzaak waarin verzoekster in hoger beroep was gegaan tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De hoofdzaak betrof een veroordeling voor belaging en wederrechtelijk binnendringen, met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een contactverbod. Verzoekster had eerder meerdere wrakingsverzoeken ingediend, die telkens werden afgewezen.
Tijdens de zitting op 13 september 2022 heeft verzoekster opnieuw mr. Dalebout gewraakt, maar was niet aanwezig bij de behandeling van haar verzoek. De advocaat-generaal en mr. Dalebout waren wel aanwezig. De wrakingskamer oordeelde dat de aangevoerde gronden voor de wraking feitelijke grondslag ontbeerden en dat er geen sprake was van vooringenomenheid. Bovendien werd vastgesteld dat verzoekster haar bevoegdheid tot het indienen van wrakingsverzoeken misbruikte, gezien de opeenvolging van eerdere verzoeken.
De wrakingskamer besloot dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in de hoofdzaak niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd genomen door de rechters R.D. van Heffen, M.L.M. van der Voet en I.A. Haanappel-van der Burg, en is uitgesproken op de openbare zitting van 13 september 2022.