De rechtbank heeft de vorderingen van [appellanten] afgewezen. [appellanten] hebben geen grieven gericht tegen de afwijzing van hun in eerste aanleg ingestelde primaire vorderingen. Zij komen met hun grieven op tegen de afwijzing van hun andere vorderingen en de motivering daarvan. In hoger beroep vorderen [appellanten] , na wijziging van eis, dat het hof:
Primair:
I voor recht zal verklaren dat Rabobank tegenover [appellanten] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen bij het verlenen van (beleggings)diensten vanwege het schenden van haar contractuele zorgplicht, althans dat Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld door haar contractuele zorgplicht te schenden en dat Rabobank de als gevolg daarvan door [appellanten] geleden schade aan [appellanten] dient te betalen;
II Rabobank zal veroordelen tot betaling van € 16.692.927,87, althans
€ 15.966.357,80, althans € 14.219.864,70, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met wettelijke (handels)rente, althans schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
Subsidiair, ten aanzien van de opslagverhogingen:
III voor recht zal verklaren dat de afspraken tussen Rabobank en [appellanten] uit oktober 2011 geen finale kwijting inhouden, althans dat, indien en voor zover deze wel een finale kwijting inhouden, deze afspraken wat betreft de finale kwijting vernietigbaar zijn op grond van een wilsgebrek, althans dat Rabobank op deze afspraken geen beroep toekomt vanwege (de beperkende werking van) de redelijkheid en billijkheid;
IV de overeenkomst uit oktober 2011 partieel – voor wat betreft de finale kwijting – zal vernietigen op grond van misbruik van omstandigheden dan wel bedrog dan wel dwaling, althans zal bepalen dat Rabobank geen beroep mag doen op de finale kwijting vanwege (de beperkende werking van) de redelijkheid en billijkheid;
V voor recht zal verklaren dat de opslagverhogingen als gevolg van de c-swapovereenkomsten naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn, althans dat Rabobank misbruik van bevoegdheid heeft gemaakt door opslagen te verhogen gedurende de looptijd van de c-swapovereenkomsten, althans dat Rabobank toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen, in het bijzonder haar zorgplicht jegens [appellanten] dan wel onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [appellanten]
en dat Rabobank de opslagverhogingen ten onrechte aan [appellanten] in rekening heeft gebracht en als onverschuldigd betaald, althans ten titel van schadevergoeding, aan [appellanten] dient terug te betalen;
VI Rabobank zal veroordelen tot betaling aan [appellanten] van € 1.528.780,14, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met wettelijke (handels)rente, althans schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
Subsidiair, ten aanzien van ‘verborgen provisies’:
VII voor recht zal verklaren dat Rabobank door verborgen provisies in rekening te brengen die [appellanten] gedurende de looptijd van de c-swapovereenkomsten hebben voldaan, toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen, in het bijzonder haar zorgplicht jegens [appellanten] , dan wel onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [appellanten] , althans dat Rabobank ongerechtvaardigd is verrijkt, zodat Rabobank de verborgen provisies ten onrechte aan [appellanten] in rekening heeft gebracht als onverschuldigd betaald, althans ten titel van schadevergoeding, aan [appellanten] dient terug te betalen;
VIII Rabobank zal veroordelen tot betaling aan [appellanten] van € 867.960, vermeerderd met wettelijke (handels)rente, althans schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
Daarnaast vorderen [appellanten] veroordeling van Rabobank tot betaling van de redelijke kosten ter vaststelling van de schade (vordering IX), de buitengerechtelijke kosten (vordering X), de proceskosten in beide instanties en de nakosten, beide met rente (vorderingen XI en XII).