ECLI:NL:GHAMS:2022:2633

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
23-002636-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak mishandeling buitengewoon opsporingsambtenaar

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, waarbij de verdachte op 15 september 2021 was vrijgesproken van mishandeling van een buitengewoon opsporingsambtenaar. Het hof heeft het hoger beroep ingesteld door het openbaar ministerie tegen deze vrijspraak. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 7 september 2021, waarbij de verdachte de ambtenaar, [aangever01], zou hebben mishandeld tijdens de rechtmatige uitoefening van zijn functie. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij de ambtenaar slechts aanraakte om hem van zijn vriend af te duwen, maar het hof oordeelde anders. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de ambtenaar daadwerkelijk heeft geslagen, wat door getuigen is bevestigd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de mishandeling van de ambtenaar. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit en het gebrek aan respect van de verdachte voor de ambtenaar die zijn werk deed. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002636-21
datum uitspraak: 23 mei 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 september 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-242320-21 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1980,
adres: [adres01] , [postcode01] [plaats01] ( [adres01] ).

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 mei 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 7 september 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een ambtenaar, [aangever01] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door eenmaal en/of meermalen in/op/tegen de rug te slaan/stompen en/of te schoppen/trappen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het vonnis waarbij de verdachte is vrijgesproken van het ten laste gelegde dient te worden bevestigd. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de verklaring van de aangever [aangever01] onbetrouwbaar is en dat de verbalisanten door de onoverzichtelijkheid van de situatie niet goed hebben kunnen waarnemen of haar cliënt degene was die de aangever heeft gestompt.
Anders dan de politierechter en de raadsvrouw en met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de ten laste gelegde mishandeling bewezen kan worden. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Op 7 september 2021 spraken drie verbalisanten de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] aan. Er ontstond een worsteling tussen de verbalisanten en de medeverdachte [medeverdachte01] . Verbalisant [aangever01] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij op een gegeven moment een harde stoot of schop in zijn onderrug voelde. Zijn collega, verbalisant [verbalisant01] , heeft in een proces-verbaal van bevindingen verklaard dat zij zag dat de verdachte zijn gebalde vuist naar achteren haalde en vervolgens met volle kracht op de rug van verbalisant [aangever01] sloeg.
Voornoemde vaststelling vindt verder ondersteuning in de verklaring die de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft afgelegd, dat hij naar eigen zeggen heeft geprobeerd verbalisant [aangever01] van zijn vriend, medeverdachte [medeverdachte01] , af te duwen. De verdachte heeft desgevraagd verklaard verbalisant [aangever01] hierbij te hebben aangeraakt aan zijn schouder.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot het oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van een ambtenaar.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 september 2021 te Amsterdam een ambtenaar, [aangever01] , gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door eenmaal tegen de rug te slaan.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat, in geval van strafoplegging, de eis van de advocaat-generaal redelijk is.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een buitengewoon opsporingsambtenaar in functie. Aldus heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze ambtenaar en hem pijn en een vervelende ervaring bezorgd, terwijl hij gewoon zijn werk deed. Het handelen van de verdachte getuigt bovendien van een gebrek aan respect voor personen die belast zijn met openbaar gezag.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 april 2022 is hij ter zake van mishandeling eerder onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt in zijn nadeel.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. P. Greve en mr. A.M.P. Geelhoed, in tegenwoordigheid van mr. S. Abelsma en P. Grootjen, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 mei 2022.
Mrs. Greve en Geelhoed zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.