ECLI:NL:GHAMS:2022:2608

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2022
Publicatiedatum
6 september 2022
Zaaknummer
200.311.835/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in civiele procedure na einduitspraak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, is op 25 juli 2022 een wrakingsverzoek ingediend door de verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J.H. Weermeijer. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de raadsheren mr. N. Djebali, mr. M.J. Leijdekker en mr. J-P.R. van den Berg. De verzoeker stelde dat hij niet op tijd ter zitting kon verschijnen vanwege verkeersproblemen, wat leidde tot de behandeling van de hoofdzaak zonder zijn aanwezigheid. De raadsheren hebben het wrakingsverzoek betwist en aangegeven dat het verzoek niet-ontvankelijk was omdat het was ingediend na de aanvang van de einduitspraak in de hoofdzaak.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek tijdig was ingediend, maar dat het doel van de wraking, namelijk de vervanging van de raadsheren, niet meer kon worden bereikt omdat er al een einduitspraak was gedaan in de hoofdzaak. De verzoeker had geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van de wrakingsgronden, aangezien de einduitspraak niet ongedaan kon worden gemaakt. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en ook het verzoek om een getuige te horen verworpen.

De beslissing is genomen door de wrakingskamer, bestaande uit de rechters A.N. van de Beek, J.F. Aalders en R. Kuiper, en is uitgesproken op de openbare zitting van 25 juli 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
zaaknummer : 200.311.835/01
beslissing van de wrakingskamer van 25 juli 2022
inzake het op 8 juni 2022 gedane verzoek namens
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J.H. Weermeijer,
hierna: verzoeker.

1.Het wrakingsgeding

In de procedure met zaaknummer 21/01711 (hierna te noemen: de hoofdzaak) is op 8 juni 2022 per e-mail bij de griffier van de belastingkamer van het gerechtshof Amsterdam (hierna te noemen: het hof) namens verzoeker een verzoek tot wraking van mr. N. Djebali, mr. M.J. Leijdekker en mr. J-P.R. van den Berg (hierna gezamenlijk te noemen: de raadsheren) ingediend.
De raadsheren hebben niet berust in het wrakingsverzoek. Zij hebben op 23 juni 2022 een schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek gegeven. Ook hebben zij te kennen gegeven niet op de wrakingszitting te zullen verschijnen.
De behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 11 juli 2022. Op die zitting heeft de gemachtigde van de verzoeker het verzoek nader toegelicht.

2.De feiten en het procesverloop in de hoofdzaak

Op 8 juni 2022 heeft het onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden in de hoofdzaak. Het proces-verbaal van die zitting houdt onder meer in:
De voorzitter opent om 13.20hr het onderzoek ter zitting. De voorzitter constateert dat de
gemachtigde van belanghebbende niet is verschenen, maar dat de zetel vanaf de starttijd van de zitting om 13.00hr 20 minuten heeft gewacht en de gemachtigde van belanghebbende alsnog niet is verschenen. Van de bode heeft de zetel om 13.00hr vernomen dat belanghebbende aan het parkeren was.
Hierna is het onderzoek voortgezet en vervolgens gesloten, buiten aanwezigheid van de verzoeker en de gemachtigde, waarbij is medegedeeld dat het hof binnen zes weken schriftelijk uitspraak zal doen.
Op 8 juni 2022 om 23:21 uur heeft de gemachtigde de hiervoor onder 1 genoemde e-mail gestuurd met het wrakingsverzoek.
Op 9 juni 2022 heeft het hof uitspraak gedaan in de hoofdzaak.

3.Het wrakingsverzoek en de schriftelijke reactie daarop

Het verzoek tot wraking houdt kort samengevat het volgende in. Op 8 juni 2022 lukte het de gemachtigde niet om op tijd om 13:00 uur ter zitting te verschijnen, omdat een tunnel was afgesloten en hij de weg was kwijtgeraakt. Hij heeft dat aan de bode van het hof doorgegeven, die deze informatie aan het hof zou doorgeven. De gemachtigde was om 13:30 uur bij het hof. Toen hij bij de zaal aankwam, begreep hij dat het hof de zaak net had uitgeroepen. Even daarna hoorde hij dat de zaak was behandeld. Kort voor de zitting had de gemachtigde in de zaak een uitspraak van de rechtbank ontvangen omdat er 37 fouten waren geslopen in de versie waartegen verzoeker beroep had ingesteld. De gemachtigde heeft daartegen bezwaar aangetekend, maar dat bezwaar is met een pennenstreek afgewezen. De gemachtigde noemt deze gang van zaken volstrekt onacceptabel en heeft sterk de indruk dat het enige doel was te voorkomen dat zijn bezwaar tegen de nieuwe uitspraak behandeld zou worden.
De schriftelijke reactie van de raadsheren houdt kort samengevat het volgende in.
Ten eerste is aangevoerd dat de verzoeker niet-ontvankelijk is, omdat het verzoek is ingediend nadat ‘een aanvang is gemaakt met het doen van de einduitspraak’, zoals bedoeld in het Wrakingsprotocol Gerechtshof Amsterdam, onder 1, lid 5. Aan die stelling is ten grondslag gelegd dat de beraadslaging al in de middag van 8 juni 2022 tot een beslissing had geleid, waarna diezelfde avond pas het wrakingsverzoek is binnengekomen.
Ten tweede is aangevoerd dat mocht de verzoeker wel ontvankelijk zijn, het wrakingsverzoek moet worden afgewezen. Op grond van de mededeling van de bode dat ‘belanghebbende aan het parkeren was’ is 20 minuten gewacht met het uitroepen van de zaak. Na die 20 minuten is de zaak uitgeroepen en is met de behandeling begonnen. Gedurende de behandeling ter zitting hebben de raadsheren niet van de bode vernomen dat de gemachtigde was gearriveerd. De verzoeker heeft niet verzocht om een uitstel van de zitting, althans dit hebben de raadsheren niet van de bode of anderszins vernomen. Deze gang van zaken levert geen vooringenomenheid, althans geen objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor op, aldus de raadsheren.
Bij de behandeling ter zitting van het wrakingsverzoek heeft de gemachtigde nog het volgende naar voren gebracht.
De beslissing is niet genomen op 8 juni 2022. In het proces-verbaal staat dat het hof binnen zes weken schriftelijk uitspraak zal doen. De uitspraak in de hoofdzaak is gedateerd op 9 juni 2022 en bovendien pas twee weken later aan de gemachtigde toegestuurd. Het wrakingsverzoek was dus tijdig, en de verzoeker is ontvankelijk.
De gemachtigde stond om 13:23 uur bij de bodebalie. De bode heeft vervolgens gebeld, maar kon noch de raadsheren, noch de griffier bereiken. De bode is tien minuten bezig geweest met bellen, terwijl de gemachtigde naast haar stond. Toen de bode in de zaal keek, waren de raadsheren en de griffier daar niet meer aanwezig. De lezing van de raadsheren over wat er is gebeurd, klopt dus niet. De gemachtigde wil dat de bode wordt gehoord als getuige om de feitelijke gang van zaken toe te lichten.
De raadsheren zijn bovendien in hun uitspraak niet ingegaan op het grote aantal fouten dat het bestreden vonnis bevatte.
Uit al die omstandigheden blijkt dat de raadsheren niet geschikt zijn voor hun functie en dat de schijn van partijdigheid is ontstaan, aldus de gemachtigde.

4.Het oordeel van de wrakingskamer

Wettelijk kader en jurisprudentie
Op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op de behandeling van het hoger beroep.
Volgens de rechtspraak van de Hoge Raad is een na de sluiting van het onderzoek schriftelijk ingediend wrakingsverzoek tijdig gedaan indien het voorafgaande aan de uitspraak bij het gerecht is ingekomen en wel op een zodanig tijdstip dat de betrokken rechters daarvan redelijkerwijs nog kennis konden nemen (vgl. HR 13 april 2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ9926).
Ontvankelijkheid
Uit de schriftelijke reactie van de raadsheren blijkt niet dat zij vóór de uitspraak op 9 juni 2022 geen kennis hebben kunnen nemen van het wrakingsverzoek. Daarin is dus geen grond gelegen om te oordelen dat het verzoek niet tijdig is ingekomen. Mede gelet op het feit dat op 8 juni 2022 de uitspraak werd bepaald op zes weken is ook anderszins niet gebleken dat het verzoek is binnengekomen op een zodanig tijdstip dat de raadsheren daarvan redelijkerwijs niet meer konden kennisnemen.
Het beroep dat de raadsheren in hun schriftelijke reactie hebben gedaan op het Wrakingsprotocol Gerechtshof Amsterdam, artikel 1, lid 5, ziet eraan voorbij dat het beraadslagen en beslissen in raadkamer niet kan worden begrepen onder ‘het maken van een aanvang met het doen van de einduitspraak’. In dit geval is de einduitspraak op 9 juni 2022 gedaan en is het wrakingsverzoek daaraan voorafgaand ingekomen.
De verzoeker is ontvankelijk in het wrakingsverzoek.
Belang
Wraking heeft als doel te voorkomen dat een zaak wordt behandeld en berecht door een rechter die vooringenomen is. Wraking is dus het verzoek om een rechter die een zaak behandelt te laten vervangen door een andere rechter. Nadat een einduitspraak is gedaan is wraking niet meer mogelijk, omdat het met wraking beoogde doel dat een rechter de zaak niet (verder) behandelt, dan niet meer kan worden bereikt. Ook kan een einduitspraak in de hoofdzaak door het verzoek tot wraking niet alsnog ongedaan worden gemaakt of anderszins worden aangetast. Daaraan staat het gesloten karakter van het stelsel van rechtsmiddelen in de weg.
De wrakingskamer stelt vast dat na de indiening van het wrakingsverzoek in deze zaak een einduitspraak is gedaan in de hoofdzaak. Dat betekent dat het met wraking beoogde doel, vervanging van de raadsheren, niet meer kan worden bereikt. De omstandigheid dat de uitspraak is gedaan nadat het wrakingsverzoek tijdig was gedaan, doet aan deze feitelijke vaststelling niet af.
De verzoeker heeft daarom geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van de door hem aangevoerde wrakingsgronden. Het wrakingsverzoek moet om die reden worden afgewezen. Ook het verzoek van de gemachtigde tot het horen van een getuige wordt afgewezen.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. J.F. Aalders, mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker en mr. P. Stubbe, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 juli 2022.