Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
Grief 1heeft geen zelfstandige betekenis.
grief 2komt MDR op tegen het oordeel dat geen sprake is van schending van het verbod op het verrichten van nevenwerkzaamheden. MDR heeft daartoe – samengevat weergegeven – aangevoerd dat uit de verklaring van [bedrijf] niet blijkt dat zij op de hoogte was van de werkzaamheden van [geïntimeerde] als tandarts elders. Uit het feit dat [geïntimeerde] twee dagen per week zou werken (omdat er niet genoeg patiënten beschikbaar waren) kan niet worden geconcludeerd dat [bedrijf] op de hoogte was van werkzaamheden elders. [bedrijf] B.V. heeft met [geïntimeerde] terzake geen afspraken gemaakt. [bedrijf] B.V. en MDR hebben geen schriftelijke toestemming gegeven voor het verrichten van nevenwerkzaamheden, terwijl dat wel vereist was. Het riante salaris van € 4.175,00 was gebaseerd op het uitgangspunt dat [geïntimeerde] vier dagen per week zou gaan werken. [geïntimeerde] heeft in de kort geding procedure die heeft geleid tot het vonnis van 26 juli 2019 verklaard dat hij tijdens zijn dienstverband met MDR geen andere werkzaamheden heeft verricht. Ten tijde van de door [naam 6] genoemde bijeenkomsten van 25 maart 2019 en 3 april 2019 verkeerden [naam 1] en MDR in de veronderstelling dat er geen sprake was van een overname van [bedrijf] B.V. Er was sprake van een onderhandelingsfase en geen arbeidsovereenkomst, [naam 1] en MDR hoefden geen acht te slaan op de bepalingen in de arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf] B.V. en [geïntimeerde] . Het gesprek over nevenwerkzaamheden tussen [geïntimeerde] en [naam 6] vond plaats in het Turks en was niet rechtstreeks tot MDR gericht. [naam 6] was niet als vertegenwoordiger van MDR aanwezig, maar als medewerker. MDR mocht aanspraak maken op betaling van de overeengekomen boete.
grief 3komt MDR op tegen het oordeel van de kantonrechter dat een absoluut verbod op nevenwerkzaamheden zich niet verenigt met het parttime dienstverband voor twee dagen. Bij deze grief heeft MDR geen belang, gelet op hetgeen hiervoor onder 3.5 is overwogen en beslist: er is geen sprake geweest van overtreding van het verbod op nevenwerkzaamheden. Grief 3 slaagt niet.
grief 4komt MDR op tegen het oordeel van de kantonrechter dat van een onterechte ziekmelding door [geïntimeerde] niet is gebleken en dat de wegens onrechtmatig handelen door MDR gevorderde schadevergoeding is afgewezen. MDR heeft daartoe – samengevat weergegeven – aangevoerd dat de vaststelling door [geïntimeerde] dat hij patiënten bij MDR vanwege niet slapen, onrust en/of aanhoudende hoofdpijn niet meer verantwoord kan behandelen, betekent dat hij dit bij een andere tandarts ook niet kan. Vast staat dat hij daar tijdens zijn ziekmelding wel heeft gewerkt. Dit betekent volgens MDR een impliciete erkenning dat onrechtmatig wordt gehandeld. MDR heeft gesteld dat zij geen bedrijfsarts hoefde in te schakelen omdat er ten tijde van de ziekmelding van [geïntimeerde] formeel nog geen sprake was van een arbeidsovereenkomst met MDR.