ECLI:NL:GHAMS:2022:2492

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
23-004279-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarige dochter van buurvrouw, overschrijding redelijke termijn, deels voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 29 augustus 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 12 november 2019 was gewezen. De zaak betreft ontucht met de zesjarige dochter van de voormalige buurvrouw van de verdachte. De verdachte, geboren in 1955, had regelmatig op het meisje gepast. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht, waarbij hij de integriteit van het slachtoffer ernstig heeft geschonden. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met contactverboden. In hoger beroep heeft het hof de straf herzien en de onvoorwaardelijke gevangenisstraf gematigd tot tien maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. Het hof heeft de eerdere veroordeling bevestigd, maar de contactverboden opgeheven, omdat er sinds het feit geen contact is geweest tussen de verdachte en de benadeelde partij.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004279-19
datum uitspraak: 29 augustus 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) van 12 november 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-076796-19 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1955,
adres: [adres01] , [postcode01] [plaats01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 augustus 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, diens raadsman en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof de bewijsoverwegingen van de rechtbank vervangt door een eigen overweging en de vervangende hechtenis in het kader van de opgelegde schadevergoedingsmaatregel vervangt door gijzeling en met uitzondering van de strafoplegging. In zoverre wordt het vonnis vernietigd.

Bewijsoverwegingen

De raadsman heeft gesteld dat niet duidelijk is wat [benadeelde partij01] (verder: [benadeelde partij01] ) heeft verklaard over het handelen van de verdachte, nu [benadeelde partij01] niet door de politie is gehoord. De verklaring van [benadeelde partij01] is enkel via haar moeder [naam01] (verder: [naam01] ) in het dossier terecht gekomen, terwijl [naam01] erg in paniek was. De verdachte had spermasporen op zijn hand, omdat hij kort voor het gebeuren een natte droom had gehad en hij daarna met zijn hand in zijn broek was geweest. Hij was niet in de gelegenheid geweest om zijn handen te wassen. Op het moment dat hij de onderkleding van [benadeelde partij01] naar boven trok, zijn de speeksel- en spermasporen op de onderbroek overgedragen. Nu het bewijs niet overtuigend is en het alternatieve scenario van de verdachte niet kan worden uitgesloten, dient de verdachte te worden vrijgesproken.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Op 29 april 2016 heeft de verdachte, die door [benadeelde partij01] “opa” werd genoemd, op verzoek van [naam01] op [benadeelde partij01] gepast. De volgende ochtend heeft [benadeelde partij01] direct aan [naam01] verteld dat “opa echt een rare opa is” en dat opa aan haar “pony” of “poenie” had geroken en gelikt. Dat [benadeelde partij01] geen rechtstreekse verklaring heeft afgelegd aan (bijvoorbeeld) de politie, maakt niet dat minder bewijswaarde aan de
de auditu-verklaring dient te worden toegekend. De verklaring wordt immers ondersteund door het forensisch sporenonderzoek dat aan [benadeelde partij01] en haar kleding is verricht.
De verdachte heeft verklaard dat hij enkel de onderkleding van [benadeelde partij01] naar boven heeft getrokken omdat haar blote onderlichaam zichtbaar was, en dat ten tijde daarvan sperma – dat uren eerder door een natte droom op zijn hand terecht is gekomen – op (de kleding van) [benadeelde partij01] is overgedragen. Het hof acht die verklaring onaannemelijk en schuift die daarom terzijde. Alhoewel niet in voldoende mate is vast te stellen wat zich precies heeft voorgedaan toen de verdachte zich bij [benadeelde partij01] bevond, is het – gelet op de aangetroffen speeksel- en spermasporen – aannemelijk dat er meer heeft plaatsgevonden dan de verdachte heeft verklaard. Het hof gaat uit van de eerdergenoemde verklaring van [benadeelde partij01] , nu deze verklaring wordt ondersteund door het sporenbeeld. Daarvan uitgaande acht het hof voldoende wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte aan de vagina van [benadeelde partij01] heeft gelikt, waarbij blijkbaar speekselsporen in haar onderbroek terecht zijn gekomen.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft daarnaast contactverboden met [benadeelde partij01] en [naam01] opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als in eerste aanleg is opgelegd.
De raadsman heeft verzocht – in geval van een bewezenverklaring – rekening te houden met het tijdsverloop en de leeftijd van de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met de destijds zesjarige dochter van zijn voormalige buurvrouw, op wie hij regelmatig oppaste. Het misbruik heeft plaatsgevonden in de woning van het slachtoffer, waar zij zich bij uitstek veilig moest kunnen voelen. Door zo te handelen heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Daarenboven heeft de verdachte het vertrouwen dat zowel het slachtoffer als haar moeder in hem hadden enorm geschaad en zijn eigen lustgevoelens en behoeftebevrediging zwaarder laten wegen dan de persoonlijke belangen van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort feiten vaak langdurige en ernstige psychische schade van deze gebeurtenissen ondervinden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 augustus 2022 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld. Het hof dient rekening te houden het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof acht, alles afwegende, in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, passend en geboden. Gelet op het tijdsverloop vanaf de aanvang van deze strafzaak tot de huidige behandeling in hoger beroep dient bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf rekening te worden gehouden met het recht op berechting binnen een redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Naar het oordeel van het hof is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn, terwijl die overschrijding niet aan de verdachte kan worden toegerekend. Om die reden zal het hof het op te leggen onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf matigen tot de duur van tien maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het gegeven dat het feit geruime tijd geleden heeft plaatsgevonden en de leeftijd van de verdachte brengen het hof niet tot een andere strafmodaliteit of een lagere straf. Gelet op de aard en de ernst van het onderhavige feit en de omstandigheden kan daarmee niet worden volstaan.
Het hof ziet af van de oplegging van contactverboden met [benadeelde partij01] en [naam01] , nu het feit zich geruime tijd geleden heeft afgespeeld en sindsdien geen contact met hen is gezocht door de verdachte.

BESLISSING

Het hof:
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
10 (tien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 25 (vijfentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. D. Radder en mr. M.K. Durdu-Agema, in tegenwoordigheid van mr. S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 augustus 2022.
mr. M.K. Durdu-Agema en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.