Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
NJ1992/565.)
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellante] B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had in een vrijwaringsprocedure geoordeeld dat zowel [appellante] als [geïntimeerde] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor schade die is ontstaan door graafwerkzaamheden waarbij een hoogspanningskabel is beschadigd. De schade is ontstaan op 19 februari 2016, toen de kraanmachinist van [geïntimeerde] aan het werk was. De rechtbank oordeelde dat [appellante] een derde van de schade moest dragen, terwijl [geïntimeerde] twee derde moest dragen. [appellante] heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij de vernietiging van het vonnis heeft gevraagd en de afwijzing van de vordering van [geïntimeerde]. [geïntimeerde] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en een grief gericht tegen het vonnis.
Het hof heeft de feiten en de rechtsverhouding tussen partijen beoordeeld, waarbij het van belang was of de algemene voorwaarden van [appellante], de Cumela-voorwaarden, van toepassing waren op de overeenkomst tussen partijen. Het hof oordeelde dat de verwijzing naar deze voorwaarden op de facturen voldoende duidelijk was en dat [geïntimeerde] stilzwijgend had ingestemd met de toepasselijkheid ervan. Hierdoor was [appellante] niet aansprakelijk voor de schade die was ontstaan, omdat de Cumela-voorwaarden een exoneratiebeding bevatten dat haar aansprakelijkheid uitsloot. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en wees de vordering van [geïntimeerde] af, waarbij het [geïntimeerde] veroordeelde in de proceskosten van beide instanties.