ECLI:NL:GHAMS:2022:2469
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen ontruiming huurwoning; verzet huurder en partner tegen verstekvonnis
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten, [appellant] en [appellante], tegen een verstekvonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam. Het verstekvonnis, gewezen op 9 februari 2022, veroordeelde hen tot ontruiming van een sociale huurwoning die zij huren van Woningstichting [X]. De voorzieningenrechter had het verzet van appellanten tegen dit vonnis ongegrond verklaard. Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat [appellant] zijn hoofdverblijf in de woning heeft en dat er geen sprake is van onderverhuur aan derden. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] sinds 1997 huurder is van de woning en dat hij in de Basisregistratie Personen staat ingeschreven op het adres van de woning. Het hof heeft ook gekeken naar de huurovereenkomst en de verplichtingen van de huurder. Het hof oordeelt dat [appellant] voldoende heeft weersproken dat hij zijn hoofdverblijf niet meer in de woning heeft en dat er geen bewijs is dat hij de woning aan derden heeft verhuurd. Het hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter, verklaart het verzet gegrond en wijst de vordering tot ontruiming af. Woningstichting [X] wordt veroordeeld in de proceskosten.