ECLI:NL:GHAMS:2022:2443

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2022
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
200.307.899/01 en 200.307.901/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsprocedure in hoger beroep met betrekking tot eerdere beklagprocedures

In deze zaak heeft verzoeker op 14 maart 2022 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. N. van der Wijngaart, die als voorzitter optrad in de beklagprocedures K21/230033 en K21/230034. De wrakingsprocedure is gestart na een aanhouding van de behandeling van de klaagschriften op 27 januari 2022, op verzoek van de verzoeker, die niet aanwezig kon zijn. De wrakingskamer heeft op 22 augustus 2022 de wrakingsverzoeken van verzoeker afgewezen, omdat er geen objectieve gronden waren voor de vrees van partijdigheid van de gewraakte raadsheer. Verzoeker heeft meerdere wrakingsverzoeken ingediend, maar deze zijn niet-ontvankelijk verklaard. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de procedure correct is verlopen en dat de raadsheer geen vooringenomenheid heeft getoond. De beslissing is genomen door een kamer bestaande uit drie raadsheren, waarbij mr. Van Amsterdam niet in staat was om de beslissing mede te ondertekenen. De wrakingskamer heeft ook geoordeeld dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot wraking van de griffie, aangezien de wet dit niet toestaat.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
zaaknummers : 200.307.899/01 en 200.307.901/01
zaaknummers hoofdzaak : K21/230033 en K21/230034
beslissing van de wrakingskamer van 22 augustus 2022
inzake het op 14 maart 2022 ingediende wrakingsverzoek van
[verzoeker01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1961,
adres: [adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
hierna te noemen “verzoeker”.

1.Het geding en het procesverloop

1.1
Verzoeker heeft in elk van de beide hoofdzaken op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) een klacht ingediend. Deze twee klaagschriften staan geregistreerd onder de nummers K21/230033 en K21/230034.
1.2
De inhoudelijke behandeling van de klaagschriften stond gepland op 27 januari 2022. Verzoeker heeft voorafgaand aan deze zitting een aanhoudingsverzoek ingediend omdat hij niet aanwezig kon zijn bij de behandeling van zijn beklag wegens verblijf in het buitenland. Naar aanleiding van dit aanhoudingsverzoek is verzoeker op voorhand medegedeeld dat het verzoek tot aanhouding zal worden gehonoreerd en dat ter zitting de zaken zullen worden aangehouden voor onbepaalde tijd.
1.3
Op 27 januari 2022 zijn ter zitting de zaken voor onbepaalde tijd aangehouden. De voorzitter van de kamer was mr. N. van der Wijngaart.
1.4
Op 11 maart 2022 ontving verzoeker de processen-verbaal van de zitting van 27 januari 2022. Per brief van 14 maart 2022 heeft verzoeker een verzoek tot wraking jegens mr. N. van de Wijngaart (hierna ook: de raadsheer) ingediend (hierna: de
eersteverzoeken) in de zaken met nummers K21/230033 en K21/230034.
1.5
De raadsheer heeft de wrakingskamer op 24 mei 2022 bericht niet te berusten in de wrakingsverzoeken.
1.6
Op 30 juni 2022 heeft de wrakingskamer aan verzoeker bericht dat de verzoeken tot wraking op 20 juli 2022 worden behandeld in plaats van – zoals oorspronkelijk bericht – op 4 juli 2022, nadat verzoeker de wrakingskamer had laten weten dat hij op 4 juli 2022 niet beschikbaar zou zijn.
1.7
Verzoeker heeft vervolgens op 1 juli 2022 de wrakingskamer gewraakt (de
tweedeverzoeken, geregistreerd onder de nummers 200.307.899/02 en 200.307.901/02). Deze verzoeken zijn zonder behandeling ter zitting afgedaan en verzoeker is niet-ontvankelijk verklaard in deze wrakingsverzoeken. Die beslissing is op 15 juli 2022 gegeven.
1.8
Omdat verzoeker op 20 juli 2022 eveneens verhinderd was, heeft verzoeker op
15 juli 2022 bericht gekregen dat de wrakingsverzoeken (de
eersteverzoeken) niet op 20 juli 2022 maar op 8 augustus 2022 om 10:00 uur worden behandeld.
1.9
Bij e-mailbericht van 22 juli 2022 heeft verzoeker opnieuw de wrakingskamer gewraakt in de beide procedures (de
derdeverzoeken, geregistreerd onder de nummers 200.307.899/03 en 200.307.901/03).
1.1
Op 4 augustus 2022 om 01:53 uur heeft verzoeker wederom de wrakingskamer gewraakt (de
vierdeverzoeken). Dit wrakingsverzoek luidt als volgt:
“Ik heb nog steeds geen wrakingsdossier ontvangen. Weet niet waar zaak over gaat, ik hoor graag de namen van de leden van wrakingskamer en naam griffier.
nummers kloppen niet. wrakingskamer is gewraakt en als er nu wel personen aan die zaak te verbinden zijn, dan wraak ik nu om zelfde gronden. Aan situatie is toch niets veranderd en mijn wraking gaat om rommeldossier en kennelijk blijft dat gehandhaafd...”
1.11
Op 4 augustus 2022 is verzoeker in de wrakingsverzoeken van 22 juli 2022 (de
derdeverzoeken) niet-ontvankelijk verklaard. Ook deze verzoeken zijn zonder behandeling ter zitting afgedaan. Daarnaast is bepaald dat een volgend verzoek van verzoeker tot wraking van de wrakingskamer in deze procedures niet in behandeling wordt genomen.
1.12
Op 8 augustus 2022 heeft de mondelinge behandeling van de
eerstewrakingsverzoeken plaatsgevonden. Verzoeker was door middel van een digitale verbinding aanwezig en heeft de wrakingsverzoeken nader toegelicht. Ook is verschenen mr. J.B. Develing, advocaat-generaal bij het gerechtshof Amsterdam, die het woord heeft gevoerd en heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring en afwijzing van de wrakingsverzoeken. De raadsheer is niet ter zitting verschenen.
1.13
Tijdens de mondeling behandeling van 8 augustus 2022 heeft verzoeker opnieuw de wrakingskamer gewraakt (de
vijfdeverzoeken) omdat hij het – kort gezegd – niet eens is met de procedure.
1.14
Tevens heeft verzoeker tijdens deze behandeling de griffie gewraakt omdat de griffie de dossiers in de hoofdzaken, zoals aangeleverd, niet had mogen accepteren.

2.Het eerstewrakingsverzoek en overige bezwaren verzoeker

2.1
Blijkens de brief van verzoeker van 14 maart 2022 en de toelichting die verzoeker ter zitting van 8 augustus 2022 heeft gegeven, komt het verzoek tot wraking erop neer dat de raadsheer een vooringenomenheid koestert jegens verzoeker. Daartoe heeft verzoeker het volgende aangevoerd. De raadsheer heeft zich al uitgesproken over deze zaak in een eerdere beklagprocedure van verzoeker (K18/230476). Deze zaak ging over hetzelfde feitencomplex en dezelfde partijen (door verzoeker genoemd: “de kluisroof”). De raadsheer heeft dit eerdere beklag afgewezen. De raadsheer handelt in strijd met de rechterscode en had zich moeten verschonen in de zaak met nummer K21/230033. Daarnaast handelt de raadsheer ook dubieus in de zaak met nummer K21/230034 omdat daar ook de kluisroof in voorkomt. Daarnaast zijn de dossiers bij het gerechtshof in de twee hoofdprocedures niet volledig en niet op orde. De zaaknummers kloppen niet en de dossiers bevatten oude standpunten van het openbaar ministerie.
2.2
Daarnaast heeft verzoeker gesteld dat de wrakingsprocedure niet conform de voorgeschreven procedure is verlopen. Daartoe heeft hij het volgende aangevoerd. Op tal van punten houdt de wrakingskamer zich niet aan het wrakingsprotocol. Op voorhand was niet medegedeeld dat bij de behandeling van het wrakingsverzoek een advocaat-generaal aanwezig zou zijn. Daarnaast dient minimaal één van de drie raadsheren die het wrakingsverzoek behandelen uit het strafrecht te komen en dit is niet het geval. Ook was niet aangegeven wie van deze raadsheren de voorzitter is. Verder wordt door de wrakingskamer gesteld dat het gaat om twee hoofdprocedures, maar het betreft maar één procedure. Het wrakingsdossier is bovendien niet compleet. Zo moeten onder meer de strafdossiers worden opgevraagd bij het openbaar ministerie. Daarnaast wordt geen (inhoudsopgave van het) wrakingsdossier verstrekt. Verder stelt verzoeker dat hij niet correct is opgeroepen en dat de Hoge Raad heeft beslist dat het telefonisch horen van een procespartij niet is toegestaan.
2.3
De raadsheer heeft in zijn schriftelijke reactie op de
eerstewrakingsverzoeken het volgende aangevoerd:
“Ik berust niet in de wrakingen. Ter toelichting: mijn bemoeienis met deze beide zaken is beperkt gebleven tot de aanhouding daarvan op 27 januari 2022, op verzoek van de heer [verzoeker01] en zoals op voorhand aan hem te kennen gegeven. Ik meen dat daaruit geen vrees voor partijdigheid of bevooroordeeldheid kan worden afgeleid.
Overigens is het niet mijn bedoeling om deel uit te maken van de samenstelling van de beklagkamer die uiteindelijk zal beslissen op de klaagschriften, gegeven mijn betrokkenheid bij de behandeling van een eerder klaagschrift van verzoeker.”

3.Beoordeling wrakingskamer

Ontvankelijkheid van het verzoek tot wraking van de griffie
3.1
De wet biedt niet de mogelijkheid tot wraking van de griffie. Gelet op artikel 512 Sv kan een wrakingsverzoek alleen zijn gericht tegen (elk van) de rechters die een zaak behandelen en niet tegen de griffie.
3.2
Verzoeker is daarom niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de griffie.
De wrakingsprocedure
3.3
De wrakingskamer zal vervolgens ingaan op de processuele bezwaren die verzoeker ten aanzien van de wrakingsprocedure heeft geuit.
3.4
Op 5 augustus 2022 zijn verzoeker de namen van de behandelend raadsheren (mrs. Van Amsterdam, Van de Beek en Van Eijk medegedeeld. Daarmee was voldoende duidelijk wie deel uitmaakten van de wrakingskamer. Eén van de leden is werkzaam in de afdeling strafrecht. Daarmee is voldaan aan artikel 2.2 van het wrakingsprotocol.
De hoofdzaak betreft een procedure krachtens artikel 12 Sv. Voor de procedureregels in deze wrakingszaak zoekt de wrakingskamer aansluiting bij het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering (Sv). Bij de behandeling van het wrakingsverzoek is dus ook het openbaar ministerie gehoord (vgl. art 23 Sv).
3.5
Verzoeker heeft voorts aangevoerd dat het gaat om één procedure waarin gewraakt is. De wrakingskamer kan verzoeker hierin niet volgen: door de beklagkamer zijn twee klaagschriften van verzoeker ontvangen (geregistreerd onder de nummers K21/230033 en K21/230034) en beide zaken worden gelijktijdig behandeld. In zijn brief van 14 maart 2022 (eerste zin) vermeldt verzoeker de raadsheer in beide zaken te wraken.
3.6
Ten aanzien van de klacht dat het wrakingsdossier niet compleet is, wordt het volgende overwogen. Voor de behandeling van de wrakingsverzoeken heeft de wrakingskamer toegang tot het gehele dossier van de hoofdzaak. De wrakingskamer beslist welke stukken van het dossier aan het wrakingsdossier worden toegevoegd. Op 21 juni 2022 is aan verzoeker medegedeeld welke stukken dit zijn. Verzoeker beschikt ook over deze stukken. Gelet op het wrakingsverzoek en hetgeen verzoeker heeft aangevoerd, ziet de wrakingskamer geen aanleiding nog stukken aan het wrakingsdossier toe te voegen.
3.7
Het standpunt van verzoeker dat hij niet juist is opgeroepen is door hem niet nader onderbouwd. Daarbij komt dat hij (via een beeldverbinding) op de zitting van de wrakingskamer is verschenen. Zijn stelling dat digitaal horen niet is toegestaan, vindt geen steun in het recht (vgl. art. 131a Sv en art. 27 Tijdelijke Wet COVID-19 Justitie en Veiligheid).
Devierdeenvijfdewrakingsverzoeken
3.8
Verzoeker heeft zoals hiervoor onder 1.10 op 4 augustus 2022 de wrakingskamer gewraakt (de
vierdeverzoeken). Verzoeker heeft daarbij niet met name aangegeven welke raadsheren hij wraakt en ook geen gronden aangevoerd. Vervolgens heeft verzoeker tijdens de zitting de wrakingskamer weer gewraakt (
vijfdeverzoeken).
3.9
Op grond van artikel 512 Sv kan op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie, elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Onder het behandelen van een zaak in de zin van artikel 512 Sv moet worden verstaan: elke rechterlijke bemoeienis met een zaak, van welke aard en omvang dan ook. Daaronder is begrepen de behandeling door (een of meer leden van) de wrakingskamer van een wrakingsverzoek. Dat betekent dat ook de leden van de wrakingskamer kunnen worden gewraakt.
Als sprake is van een opeenstapeling van wrakingsverzoeken doordat eerst de zittingsrechter en vervolgens de wrakingskamer wordt gewraakt, kan de wrakingskamer, mede ter voorkoming van ongerechtvaardigd oponthoud, in geval van evident misbruik van recht, het verzoek tot wraking van een of meer van haar leden buiten behandeling laten zonder dat de zaak in handen van een andere wrakingskamer wordt gesteld.
3.1
Verzoeker heeft op 4 augustus 2022 voor de vierde keer de wrakingskamer gewraakt in deze procedure. Het verzoek heeft – net als het wrakingsverzoek van 22 juli 2022 – geen betrekking op specifieke, met name genoemde raadsheren en bevat geen gronden (verzoeker vermeldt slechts: ‘mijn wraking gaat om rommeldossier’). Deze verzoeken kunnen dan ook in redelijkheid niet anders worden verstaan dan als misbruik van recht, en zullen dan ook buiten behandeling worden gelaten.
3.11
Ook de
vijfdeverzoeken – die verzoeker tijdens de mondelinge behandeling op
8 augustus 2022 heeft ingediend – worden buiten behandeling gelaten, nu op
4 augustus 2022 is beslist dat een volgend verzoek tot wraking van de wrakingskamer in deze procedure niet in behandeling wordt genomen.
3.12
Gelet op het voorgaande ziet de wrakingskamer geen beletsel het wrakingsverzoek in de hoofdzaak – de
eerstewrakingsverzoeken – te beoordelen.
Deeerstewrakingsverzoeken
3.13
Het
eerstewrakingsverzoek (in twee zaken) is gedaan in een procedure krachtens art. 12 Sv. Zoals hiervoor (3.4) overwogen zoekt de wrakingskamer voor de procedureregels aansluiting bij het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering. Op grond van artikel 512 Sv – voor zover hier van belang – kan op verzoek van de verdachte (of, zoals in dit geval een klager) elk van de rechters (in hoger beroep: raadsheren) die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Naar vaste rechtspraak dient bij de beoordeling van een wrakingsverzoek voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees gerechtvaardigd is. Bij de beantwoording van de vraag of in een bepaald geval een gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid van de rechter bestaat, is het standpunt van de klagende partij belangrijk, maar niet doorslaggevend. Beslissend is of de twijfel van de klagende partij aan de onpartijdigheid van de rechter of het gerecht, door objectieve factoren wordt gerechtvaardigd.
3.14
De gewraakte raadsheer maakte op 27 januari 2022 als voorzitter deel uit van een beklagkamer die heeft beslist tot aanhouding van de behandeling van de beide hoofdzaken. Uit de processen-verbaal van deze raadkamerbehandeling blijkt dat op verzoek van verzoeker de behandeling van de twee hoofdprocedures op 27 januari 2022 is aangehouden en dat dit op voorhand aan verzoeker is medegedeeld. Tijdens de zitting is alleen beslist tot aanhouding en heeft geen inhoudelijke behandeling plaatsgevonden. Uit deze beslissing en de daaraan voorafgaande gang van zaken kan op geen enkele wijze worden afgeleid dat de raadsheer vooringenomenheid koestert dan wel dat bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De wrakingverzoeken worden afgewezen.
3.15
De wrakingskamer heeft na de mondelinge behandeling van 8 augustus 2022 nog ettelijke e-mails van verzoeker ontvangen. Deze geven geen aanleiding het onderzoek te heropenen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek van 8 augustus 2022 tot wraking van de griffie;
- wijst de verzoeken tot wraking van mr. N. van der Wijngaart af.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.M. van Amsterdam, A.N. van de Beek en H.A. van
Eijk, in tegenwoordigheid van mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de
openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 augustus 2022.
mr. Van Amsterdam is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.