ECLI:NL:GHAMS:2022:2430

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2022
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
200.303.073/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van saneringsovereenkomst met gemeente en geschil over ponyweide

In deze zaak hebben appellanten, eigenaren van een woning met een ponyweide, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland. De gemeente had in het kader van een saneringsproject voor verontreinigde grond, specifiek gericht op tuinen, besloten dat de ponyweide niet onder de sanering viel. Appellanten voerden aan dat er toezeggingen waren gedaan over de sanering van de ponyweide en dat deze ook onder het beleid voor sanering zou moeten vallen. De voorzieningenrechter had de vordering van appellanten afgewezen, met de overweging dat er een wezenlijk verschil is tussen een tuin en een ponyweide en dat de gemeente niet verplicht was om een hogere saneringsopgave op zich te nemen dan het beleid toestond.

In hoger beroep hebben appellanten vier grieven ingediend, waarbij zij onder andere stelden dat de gemeente hen onterecht niet had geïnformeerd over de status van de ponyweide en dat de sanering van de ponyweide noodzakelijk was vanwege gezondheidsrisico's. Het hof heeft de grieven van appellanten verworpen, onder verwijzing naar het feit dat de gemeente beleidskeuzes had gemaakt op basis van een beperkt budget en dat de sanering zich richtte op de meest voorkomende situaties. Het hof concludeerde dat appellanten onvoldoende bewijs hadden geleverd dat hun situatie een uitzondering op het beleid rechtvaardigde. Het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelde appellanten in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.303.073/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/320925 KG ZA 21-517
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 23 augustus 2022
inzake

1.[appellant] ,

2.
[appellante],
beiden wonend te [woonplaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. G.J.F. Voss te Zaandam,
tegen
[gemeente] ,
zetelend te [plaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. C.J. Loggen-ten Hoopen te Hoofddorp.
Partijen worden hierna [appellanten] en de gemeente genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

[appellanten] zijn bij dagvaarding van 24 november 2021 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 november 2021, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer in kort geding gewezen tussen [appellanten] als eisers en de gemeente als gedaagde. De dagvaarding bevat de grieven en daarbij zijn producties overgelegd.
De gemeente heeft daarna een memorie van antwoord ingediend.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellanten] hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en hun vordering alsnog zal toewijzen, met veroordeling van de gemeente in de kosten van beide instanties, met nakosten.
De gemeente heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellanten] in de kosten van, naar het hof begrijpt, het hoger beroep, met nakosten.

2.Feiten

De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.7 de feiten opgesomd die hij tot uitgangspunt heeft genomen. De feiten zoals aldaar weergegeven zijn niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die volgen uit niet weersproken stellingen van partijen dan wel de niet (voldoende ) bestreden inhoud van producties waarnaar zij ter staving van hun stellingen verwijzen, komen de feiten neer op het volgende.
2.1
[appellanten] zijn sinds 1996 eigenaren van een woning met om- en achtergelegen grond, gelegen in het grondgebied van de gemeente. De grond direct grenzend aan de achterzijde van de woning is ingericht als tuin. Daarachter bevindt zich een afgescheiden perceel grond van ongeveer 800 vierkante meter dat wordt gebruikt als ponyweide (hierna: de ponyweide).
2.2
De gemeente is in 2016 gestart met het project ‘ [naam] ’. In dat kader is de gemeente overeenkomsten tot bodemsanering en tot vergoeding voor herstel van tuinen aangegaan met huiseigenaren in de gemeente bij wie te hoge concentraties lood in de tuin zijn aangetroffen. In het beleidsstuk ‘ [plaats] saneringscriterium voor met lood verontreinigde bodem’ is het saneringscriterium voor lood in de bodem ‘in bestaande situaties van woningen met tuin’ gesteld op 800 mg/kg.
2.3
[appellanten] hebben zich begin 2018 aangemeld voor deelname aan het project. Naar aanleiding daarvan heeft het bodemonderzoeksbureau Grondslag boringen verricht op het perceel van [appellanten] Daarbij zijn loodgehaltes aangetroffen van 10 tot 1200 mg/kg. De hoogste percentages zijn aangetroffen op een aantal plaatsen in de ponyweide. Vervolgens hebben er tussen [appellanten] en medewerkers van de gemeente twee keukentafelgesprekken plaatsgevonden, het eerste op 28 mei 2018 en het tweede op 11 september 2019. Partijen hebben in april 2020 een ‘overeenkomst betreffende de medewerking aan bodemsanering en vergoeding voor herstel van de tuin’ (verder: de overeenkomst) ondertekend. De overeenkomst houdt onder meer in:
Artikel 8. Ponyweide
De gemeente is van oordeel dat het deel van het perceel, dat door de eigenaar als ponyweide wordt gebruikt, niet onder de reikwijdte van het project [naam] valt en derhalve geen onderdeel vormt van deze overeenkomst. Eigenaar kan zich in dit standpunt van de gemeente niet vinden. Partijen zijn overeengekomen op dit moment uitsluitend de tuin bij het woonhuis (…) te saneren. Partijen houden zich alle rechten en weren voor met betrekking tot de ponyweide.
2.4
De sanering van de tuin van [appellanten] en van de omringende woningen stond gepland voor de periode vanaf eind november 2021.

3.Beoordeling

3.1
[appellanten] hebben in eerste aanleg gevorderd, kort gezegd, de gemeente te bevelen om bij het saneren van hun tuin ook de ponyweide te betrekken en het gehele perceel te voorzien van deugdelijke schoeiing en de herstelkosten voor herinrichting op de nieuwe saneringscontour af te stemmen en na sanering te voldoen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van de gemeente in de proceskosten.
3.2
De voorzieningenrechter heeft de vordering afgewezen en [appellanten] in de proceskosten veroordeeld. Hij overwoog daartoe, kort gezegd, dat [appellanten] er gelet op de gang van zaken niet gerechtvaardigd op mochten vertrouwen dat de ponyweide onder het geldend beleid voor sanering in aanmerking kwam. Er is een wezenlijk functieverschil tussen een tuin en een ponyweide. De gemeente is niet verplicht om een hogere saneringsopgave op zich te nemen dan waarop zij zich beleidsmatig heeft vastgelegd, aldus nog steeds de voorzieningenrechter.
3.3
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen [appellanten] op met vier grieven, die het hof hierna - deels gezamenlijk - zal behandelen.
3.4
[appellanten] voeren bij grief 1 aan dat uit het gespreksverslag van het eerste keukentafelgesprek en de saneringskaart blijkt dat zonder enig voorbehoud is toegezegd dat de tuin inclusief de ponyweide tot achter aan het water gesaneerd zal worden. [appellanten] mochten daar dan ook op vertrouwen, zo voeren zij aan. Het hof volgt [appellanten] hierin niet op grond van het volgende.
3.5
Het eerste contact tussen [appellanten] en het bureau Grondslag blijkt uit de door de gemeente bij conclusie van antwoord overgelegde e-mails van 17 en 18 januari 2018. Namens Grondslag wordt aan [appellanten] bericht dat, zoals telefonisch was besproken, een deel van het perceel in gebruik is als grasland voor een pony en een geit. Het achterste deel van het perceel, circa 800 vierkante meter, zal niet worden onderzocht, aldus Grondslag in haar e-mail. [appellanten] hebben daarop geantwoord dat het niet klopt dat het achterste deel niet onderzocht moet worden. Het heeft de bestemming tuin en de milieuveiligheid hoort dus ook van het niveau tuin te zijn, zo schrijven [appellanten] Het hof maakt hieruit op dat [appellanten] bij het aangaan van het eerste keukentafelgesprek wisten dat de ponyweide volgens Grondslag niet tot het door de gemeente te saneren deel van het perceel behoorde.
3.6
Dat Grondslag na deze e-mailwisseling toch de ponyweide op aanwezigheid van loodvervuiling heeft onderzocht maakt dat niet anders; dat kan immers ook uit andere motieven zijn gedaan. Grondslag heeft voorafgaand aan het onderzoek en het eerste keukentafelgesprek nimmer aan [appellanten] laten weten dat haar eerder ingenomen standpunt over de ponyweide onjuist was. [appellanten] wijzen erop dat in het verslag van het eerste keukentafelgesprek, dat kort na het onderzoek heeft plaatsgevonden, is vermeld dat de sanering betrekking heeft op het tuindeel vanaf het terras tot achteraan het water. Tezamen met de saneringskaart die door de gemeente op haar website is gepubliceerd, valt daaruit af te leiden dat ook de ponyweide zou worden gesaneerd, aldus [appellanten] Dat moge zo zijn, maar dit is onvoldoende om te concluderen dat Grondslag, namens de gemeente, heeft toegezegd dat ook de ponyweide op kosten van de gemeente zou worden gesaneerd. Tegen de achtergrond van de eerder gevoerde discussie hebben [appellanten] uit het gespreksverslag niet af mogen leiden dat ook de ponyweide in opdracht en voor rekening van de gemeente, met vergoeding van herinrichtingskosten, zou worden gesaneerd. Daarvoor is deze gespreksnotitie te summier. Ook overigens zijn de gespreksnotities beknopt en op een groot aantal onderdelen slechts voorlopig van aard. Uit de notities blijkt bijvoorbeeld dat de bewoners ‘van plan’ zijn mee te doen aan de sanering, dat de taxatie voor vergoeding van de tuin nog dient te worden uitgevoerd en dat de gemeente de saneringsovereenkomst zal opstellen nadat alle onderzoeken zijn uitgevoerd. Een en ander maakt dat [appellanten] naar ’s hofs voorlopig oordeel in de gegeven omstandigheden aan de enkele gespreksnotitie geen rechten ten aanzien van de sanering van de ponyweide kunnen ontlenen. De eerste grief faalt.
3.7
Volgens grief 2 heeft de voorzieningenrechter ten onrechte geoordeeld dat het gebruik als ponyweide een wezenlijk ander gebruik is dan het gebruik als sier- of moestuin. [appellanten] wijzen erop dat het begrip tuin in de beleidsdocumenten niet is ingeperkt tot siertuin of moestuin. De grief faalt. Het hof overweegt daartoe het volgende.
3.8
De gemeente heeft in haar beleidsstuk dat onder 2.2 is genoemd het begrip tuin niet nader gedefinieerd. Dat betekent dat voor de uitleg daarvan kan worden teruggegrepen op het normale spraakgebruik. In dat normale spraakgebruik wordt in het algemeen met een tuin gedoeld op een siertuin of een moestuin. Een ponyweide wordt in het algemeen niet als tuin aangeduid. Alleen al daaruit volgt dat de gemeente in redelijkheid haar beleidsstuk zo heeft uit kunnen leggen dat met het begrip tuin niet ook wordt gedoeld op een ponyweide. Dat is te meer het geval omdat bij een grondgebonden woning in het algemeen een siertuin behoort, terwijl niet kan worden gezegd dat bij elke woning een ponyweide behoort. Het ligt meer in de rede dat het beleid is gericht op het saneren van veel voorkomende gevallen dan van specifieke gevallen zoals die van [appellanten]
3.9
Dat het gedeelte van het perceel waar de ponyweide ligt de bestemming tuin heeft, maakt evenmin dat de ponyweide onder de te saneren gronden valt. Het beleid is immers gericht op het saneren van ‘bestaande situaties van woningen met tuin’. Het beleid ziet dus op feitelijke situaties en niet op volgens de bestemming mogelijke situaties. Dat de ponyweide eerder is gebruikt als tuin en mogelijk later weer onderdeel zal worden van de tuin, is dus - evenals de juridische bestemming - niet van betekenis.
3.1
[appellanten] wijzen bij hun grieven 3 en 4 erop dat kern van het beleid is dat gesaneerd wordt op locaties waar het gezondheidsrisico, namelijk blootstelling van met name kinderen aan met lood verontreinigde grond, het grootst is. In hun geval is juist de ponyweide het ernstigst vervuild. Hun dochter woont thuis, is rolstoelgebonden en verzorgt de pony dagelijks. Ook spelen er andere kinderen op de ponyweide. De gezondheidsrisico’s zijn dan ook aanzienlijk, aldus [appellanten] Ook deze grieven falen. Daartoe dient het volgende.
3.11
De gemeente heeft er terecht op gewezen dat zij van de rijksoverheid een beperkt budget voor de sanering heeft gekregen en dat zij daarom beleidskeuzes heeft moeten maken. De keuze voor het saneren van tuinen is weloverwogen gemaakt en ingegeven door het feit dat deze wegens relatief veel bodemcontact het grootste gezondheidsrisico meebrengen. Daarmee is aangesloten bij de Circulaire bodemsanering. Door te kiezen voor enkel bestaande tuinen kunnen bovendien zoveel mogelijk bestaande acute situaties worden aangepakt, aldus de gemeente. [appellanten] zijn niet meer specifiek op de motivering van deze beleidskeuzes ingegaan. Het hof gaat er, gelet op de toelichting door de gemeente en het ontbreken van verweer daartegen, van uit dat de gemeente in redelijkheid tot de vaststelling van dit beleid heeft kunnen komen. Daarbij is niet alleen van belang wat het doel is van het beleid, het beperken van gezondheidsrisico’s, maar ook dat en hoe het beperkte budget op doelmatige en rechtvaardige wijze kan worden verdeeld en besteed.
3.12
Hetgeen [appellanten] in het kader van hun grieven hebben aangevoerd, is onvoldoende om van de gemeente te vergen dat zij voor hun situatie een uitzondering maakt op het vastgestelde beleid. [appellanten] hebben in de eerste plaats onvoldoende concreet gemaakt dat hun vervuilde ponyweide een vergelijkbaar of groter gezondheidsrisico vormt dan een vervuilde tuin. Zij hebben daarnaast evenmin aangevoerd dat er geen in redelijkheid van hen te vergen alternatieven zijn om de gezondheidsrisico’s van de ponyweide te beperken, en evenmin dat zij voor eventuele sanering, al dan niet in financiële zin, afhankelijk zijn van de gemeente. De enkele omstandigheid dat zij een rolstoelafhankelijke dochter hebben die graag een pony verzorgt is onvoldoende om van de gemeente afwijking van het in redelijkheid vastgestelde beleid te vergen. Dat het botenhuis van [appellanten] slechts via de ponyweide is te bereiken, mist in dit verband voldoende betekenis.
3.13
De grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellanten] zullen als in het ongelijk gestelde partijen worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de gemeente begroot op € 772,- aan verschotten en € 1.114,- voor salaris en op € 163,-- voor nasalaris van de advocaat, te vermeerderen met € 85,-- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot in geval betekening van dit arrest plaatsvindt;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.M. Polak, D. Kingma en R.J.Q. Klomp en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2022.