ECLI:NL:GHAMS:2022:243

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
1 februari 2022
Zaaknummer
200.270.654/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure inzake onrechtmatige daad en schadevergoeding met betrekking tot een heftruckincident

In deze civiele procedure, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, staat de onrechtmatige daad van de echtgenoot van de appellante, aangeduid als [A], centraal. De zaak betreft een incident met een heftruck, waarbij de appellante, wonend te [woonplaats], in hoger beroep is gegaan tegen Beheermaatschappij Guni Groep B.V., gevestigd te Badhoevedorp. De appellante wordt vertegenwoordigd door advocaat mr. M.G. Jansen, terwijl Guni wordt bijgestaan door mr. M.C.M. van Ruitenbeek-Kossen. De procedure is een vervolg op eerdere uitspraken, waaronder ECLI:NL:GHAMS:2021:1886, en betreft de beoordeling van de schade die Guni heeft geleden als gevolg van de onrechtmatige daad van [A].

In het tussenarrest van 22 juni 2021 is de zaak naar de rol verwezen, waarna beide partijen op 17 augustus 2021 een akte en op 14 september 2021 een antwoordakte hebben ingediend. Het hof heeft in dit arrest verduidelijkt dat de rechtsstrijd in hoger beroep zich richt op het causaal verband tussen de onrechtmatige daad van [A] en de schade van Guni, alsook op de eigen schuld van Guni zoals bedoeld in artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof heeft vastgesteld dat het oordeel van de rechtbank over de onrechtmatigheid van [A]'s handelen niet ter discussie staat, aangezien de appellante hiertegen geen tijdige en voldoende kenbare grief heeft ingediend.

De mondelinge behandeling van deze zaak vond gelijktijdig plaats met het hoger beroep van [A] tegen Guni, waarbij beide partijen aanwezig waren en dezelfde advocaat hebben. Het hof heeft besloten de zaak naar de rol te verwijzen om beide partijen in de gelegenheid te stellen relevante stukken in het geding te brengen. De beslissing van het hof houdt in dat de zaak op 15 februari 2022 opnieuw op de rol komt voor gelijktijdige akten van beide zijden, waarna op 1 maart 2022 antwoordakten kunnen worden ingediend. Het hof houdt verder oordeel aan.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.270.654/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/639001 / HA ZA 17-1207
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 1 februari 2022
inzake
[appellante],
wonend te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. M.G. Jansen te Haarlem,
tegen
BEHEERMAATSCHAPPIJ GUNI GROEP B.V.,
gevestigd te Badhoevedorp,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.C.M. van Ruitenbeek-Kossen te Haarlem.
Partijen worden hierna weer [appellante] en Guni genoemd. De echtgenoot van [appellante] ( [A] ) wordt weer [A] genoemd.

1.Verder verloop van het geding

Bij tussenarrest van 22 juni 2021 is de zaak naar de rol verwezen.
Beide partijen hebben op 17 augustus 2021 een akte en op 14 september 2021 een antwoordakte ingediend. Aan de akte van Guni van 17 augustus 2021 zijn twee (nieuwe) producties gehecht. Daarna is weer arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling

2.1
Het hof blijft bij hetgeen het heeft overwogen in het tussenarrest. Ter verduidelijking van rov. 4.2 van het tussenarrest merkt het hof op dat [appellante] in de memorie van grieven de rechtsstrijd in hoger beroep in zoverre heeft ontsloten dat nog beoordeeld dient te worden:
a. causaal verband tussen de onrechtmatige daad van [A] en de schade van Guni; en
b. eigen schuld van Guni als bedoeld in art. 6:101 BW.
In hoger beroep staat het oordeel van de rechtbank dat [A] onrechtmatig jegens Guni heeft gehandeld niet ter discussie. Tegen dat oordeel heeft [appellante] niet tijdig een voldoende kenbare grief gericht.
2.2
De mondelinge behandeling van het hoger beroep in deze zaak (hierna: de zaak [appellante] ) is gelijktijdig behandeld met het hoger beroep van [A] in zijn zaak tegen Guni, zaaknummer 200.270.650/01 (hierna: de zaak [A] ). Zowel [A] als [appellante] was aanwezig. Zij hebben dezelfde advocaat. In beide zaken is op 22 juni 2021 een tussenarrest gewezen.
2.3
Bij de beoordeling van de hiervoor onder 2.1 genoemde geschilpunten zijn in elk geval de volgende stukken van belang:
a. het rapport van [B] van 12 januari 2011, met bijlagen;
b. het rapport van [C] van 27 juni 2011, met bijlagen;
c. het rapport van ing. [D] van 1 mei 2014, met bijlagen;
d. het rapport van ing. [E] van 4 september 2014, met bijlage;
e. de producties bij de akte van Guni van 10 september 2014 in de zaak [A] .
2.4
Voornoemde stukken zijn in het geding gebracht in de zaak [A] , maar niet allemaal in de zaak [appellante] . De zaak [appellante] wordt daarom naar de rol verwezen om zowel Guni als [appellante] in de gelegenheid te stellen voornoemde stukken alsnog bij gelijktijdige akte in het geding te brengen, voor zover zij dat nog niet hebben gedaan. Daarbij worden zij ook in de gelegenheid gesteld desgewenst andere stukken die zij wel in de zaak [A] , maar niet in de zaak [appellante] in het geding hebben gebracht, in dit geding te brengen. Zij mogen ook volstaan met de mededeling dat die stukken geacht worden in het geding te zijn gebracht (want beide advocaten en het hof beschikken reeds over de stukken in de zaak [A] ). Zij kunnen desgewenst in hun akte een korte toelichting geven, maar dienen daarbij de tweeconclusieregel en de eisen van een goede procesorde in acht te nemen. Dat betekent dat zij uitsluitend mogen ingaan op de vraag wat de stukken die zij bij hun akte voor het eerst in de zaak [appellante] inbrengen, betekenen voor de hiervoor onder 2.1 onder a en b genoemde onderwerpen.
Ook zal aan beide partijen gelegenheid worden geboden bij antwoordakte kort te reageren. Ook daarbij dienen de tweeconclusieregel en de eisen van een goede procesorde in acht te worden genomen, dus ook daarin is uitsluitend ruimte voor commentaar op de betekenis van de nieuwe stukken voor die twee onderwerpen.

3.Beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 15 februari 2022 voor gelijktijdige akten aan beide zijden;
bepaalt dat partijen daarna op 1 maart 2022 gelijktijdige antwoordakten kunnen indienen;
houdt ieder verder oordeel aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, G.C.C. Lewin en J.W.M. Tromp en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2022.