Op 2 augustus 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de huurtoeslag van belanghebbende, [X], wonende te [Z], tegen de inspecteur van de Belastingdienst/Toeslagen. De zaak is ontstaan nadat de inspecteur het recht op huurtoeslag over het jaar 2013 definitief had vastgesteld. Belanghebbende maakte bezwaar tegen dit besluit, waarop de inspecteur op 2 juli 2020 een beslissing op bezwaar nam. Na een herziene beslissing op 16 september 2021 trok de inspecteur de eerdere beslissing in, waarna belanghebbende zijn beroep bij de rechtbank introk en verzocht om kostenvergoeding. De rechtbank wees dit verzoek af, waarna belanghebbende hoger beroep instelde bij het Hof.
Het Hof heeft zich in deze uitspraak moeten buigen over de vraag of het bevoegd was om kennis te nemen van het hoger beroep. Het Hof concludeert dat het niet bevoegd is, omdat het besluit van de inspecteur niet onder de belastingwet valt, maar onder de Algemene wet bestuursrecht. Volgens artikel 8:105 Awb kan hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank inzake huurtoeslag alleen worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het Hof verklaart zich daarom onbevoegd en zendt het hoger beroepschrift door naar de juiste instantie.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van de juiste rechtsmiddelenverwijzing en bevestigt dat tegen de uitspraak van de rechtbank geen verzet openstaat, omdat deze niet op basis van artikel 8:54 Awb is gedaan. Het Hof heeft geen termen gezien voor een kostenveroordeling en heeft de griffier opgedragen het dossier naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te zenden na het onherroepelijk worden van de uitspraak.