ECLI:NL:GHAMS:2022:2418

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2022
Publicatiedatum
19 augustus 2022
Zaaknummer
23-001462-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld in vereniging met meerdere verdachten, bewijsoverwegingen en vorderingen van benadeelde partijen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 februari 2013. De verdachte is beschuldigd van openlijk geweld in vereniging gepleegd op 15 november 2010 te Diemen. De tenlastelegging omvatte het in een hoek drijven, insluiten en vasthouden van de slachtoffers, alsook het slaan en schoppen van hen. De verdediging stelde dat de verdachte geen geweld had toegepast en dat er geen sprake was van openlijk geweld. Het hof oordeelde echter dat de verdachte een significante bijdrage had geleverd aan het geweld, door de slachtoffers te achtervolgen en hen te bedreigen. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en kwam tot een andere bewezenverklaring. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en de vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze slechts bij de burgerlijke rechter konden worden ingediend. Het hof hield rekening met de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers, maar ook met het feit dat het delict relatief oud was, wat invloed had op de strafmaat.

Uitspraak

parketnummer: 23-001462-13
datum uitspraak: 4 juni 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 februari 2013 in de strafzaak onder de parketnummers
13-851247-11 en 13-451366-08 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 mei 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 november 2010 te Diemen, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, (plein) Kolgans en/of Fregat, in elk geval op of aan een (of meer) openbare weg(en), openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], welk geweld bestond uit het in een hoek drijven en/of insluiten en/of omsingelen en/of vastpakken en/of vasthouden van voornoemde [benadeelde 1] en/of uit het éénmaal of meermalen slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen tegen het lichaam van voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of uit het vechten/worstelen met voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

Door de verdediging is ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat de verdachte voor het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. De verdachte heeft zelf geen geweld toegepast, aldus de verdediging. Om te kunnen spreken van openlijk geweld dient er door de verdachte een significante en wezenlijke bijdrage te zijn geleverd, hetgeen volgens de verdediging niet het geval is.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof vast dat het neefje van de verdachte moeilijkheden had met de aangevers [benadeelde 2] en [benadeelde 1]. Vervolgens is de verdachte door zijn neefje gebeld en is hij met zijn zus, [naam 1] en [naam 2] naar de aangevers toegegaan. Op de straat de Kolgans te Diemen is [benadeelde 1] door onder meer de verdachte, zijn zus en [naam 1] klem gelopen en vervolgens door [naam 2] geslagen en geschopt, hetgeen de verdachte heeft gezien zonder daarbij in te grijpen. Hierna is de verdachte met zijn zus [benadeelde 1] gevolgd, nadat deze werd gesommeerd naar huis te lopen, hem onderwijl toeroepend. Vervolgens is [benadeelde 1] te kennen gegeven dat hij moest aanbellen bij zijn huis. Kort hierna kwam [benadeelde 2] aangereden op zijn scooter. Blijkens de verklaringen van de aangevers is de verdachte vervolgens op [benadeelde 1], toen deze een knuppel had gepakt, afgerend, waarna de verdachte door [benadeelde 1] op zijn hoofd is geslagen. Hierna zijn er geweldshandelingen verricht tussen [benadeelde 2] en [benadeelde 1], en [naam 1] en [naam 2].
Anders dan de raadsvrouw heeft gesteld, is het hof van oordeel dat niet gebleken is dat het openlijk geweld pas is begonnen nadat de verdachte op zijn hoofd is geslagen. Het hof oordeelt dat de verdachte een voldoende significante bijdrage aan het gepleegde openlijk geweld jegens [benadeelde 2] en [benadeelde 1] geleverd heeft om tot een bewezenverklaring van openlijk geweld te kunnen concluderen, nu dit openlijk geweld al op eerdergenoemde Kolgans is aangevangen en de verdachte met het insluiten, achtervolgen en toeroepen van [benadeelde 1] hieraan een voldoende en significante bijdrage aan het openlijk geweld heeft geleverd.
Het verweer wordt derhalve verworpen.
Naar het oordeel van hof is – ook indien uitgegaan wordt van de verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep dat hij erbij stond en ernaar keek – onvoldoende aannemelijk geworden dat er objectief gezien sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding of dreiging daarvan waartegen verdachte zich diende te verdedigen. Het verhaal van de verdachte, dat overigens niet door medeverdachte [naam 2] wordt bevestigd, kan niet als grondslag voor een noodweersituatie dienen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 november 2010 te Diemen, met anderen, op de openbare weg, (plein) Kolgans en Fregat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], welk geweld bestond uit het in een hoek drijven en insluiten en vasthouden van voornoemde [benadeelde 1] en meermalen slaan en schoppen tegen het lichaam van voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en uit het vechten met voornoemde [benadeelde 1].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, en toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 1] tot een bedrag van telkens vijfhonderd euro, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregelen. Ten slotte is de tenuitvoerlegging gelast van de bij vonnis van 11 januari 2011 door de politierechter te Amsterdam opgelegde en niet ten uitvoer gelegde werkstraf van 30 uren (parketnummer 13/451366-08).
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Door aldus te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Bovendien veroorzaken dergelijke feiten gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Het hof houdt rekening met het feit dat het bewezen verklaarde feit relatief oud is, nu het feit in 2010 heeft plaatsgevonden.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, mede gelet op het eigen aandeel van de benadeelde partij. De benadeelde partij kan daarom thans in zijn vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, mede gelet op het eigen aandeel van de benadeelde partij. De benadeelde partij kan daarom thans in zijn vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Politierechter te Amsterdam van 11 januari 2010 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 11 januari 2010, parketnummer 13-451366-08, te weten van:
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.A.M. de Wit, mr. M. Iedema en mr. T. Blom, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 juni 2015.
Mr. T. Blom is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.