ECLI:NL:GHAMS:2022:2389

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
17 augustus 2022
Zaaknummer
23-003720-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting via valse internetbankierenapp bij verkoop motorvoertuigen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 4 juli 2018. De verdachte, geboren in 1993, werd beschuldigd van oplichting door zich voor te doen als een bonafide koper van motorvoertuigen. De tenlastelegging omvatte twee incidenten op 29 april 2017, waarbij de verdachte via een handelswebsite een afspraak maakte met de slachtoffers en hen misleidde door gebruik te maken van een valse internetbankierenapp. Hierdoor kregen de slachtoffers de indruk dat zij betaald werden voor hun motorvoertuigen, terwijl er in werkelijkheid geen betaling had plaatsgevonden.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting door gebruik te maken van een nep-applicatie en door zich voor te doen als een serieuze koper. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar het hof heeft de bewijsmiddelen en verklaringen van de slachtoffers in overweging genomen en geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, waarbij het hof rekening hield met de overschrijding van de redelijke termijn in het proces.

Daarnaast heeft het hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen, die schadevergoeding eiste voor de geleden materiële schade van € 6.000,00. Het hof heeft de verdachte verplicht om dit bedrag te vergoeden, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van oplichtingspraktijken en de impact daarvan op het vertrouwen in eerlijke handel en elektronische betalingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003720-18
datum uitspraak: 17 augustus 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 4 juli 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-082022-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 augustus 2022.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 april 2017 te Alkmaar, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een motorscooter (merk: Piaggio), door te doen alsof hij een geldbedrag van 4850.00 euro over had gemaakt via een bankierenapplicatie, waarvan naar later bleek dat het nep-applicatie was;
2.
hij op of omstreeks 29 april 2017 te Westwoud, gemeente Drechterland, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een motorvoertuig (motor met drie wielen) (merk: Piaggio), door te doen alsof hij een geldbedrag van 6000.00 euro over had gemaakt via een bankierenapplicatie, waarvan naar later bleek dat het nep-applicatie was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bespreking van verweren

Door de verdediging is bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten.
Het hof stelt op basis van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Bij de politie zijn twee aangiftes binnengekomen ter zake van oplichting op 29 april 2017 met betrekking tot motorvoertuigen van het merk Piaggio. Via de handelswebsite [website] (hierna: [website]) werd door de potentiële koper een afspraak gemaakt met de aangevers. Ene [naam 1], die in beide gevallen gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer], deed zich voor als geïnteresseerde koper. Tijdens de verkoop aan de deur, waarbij de koper een opvallende oranje/rode Canada Goose jas droeg, werd vervolgens gebruik gemaakt van een nep internetbankieren app, waardoor het er voor de verkoper op leek dat direct geld aan hem werd overgemaakt. Dit gebeurde in werkelijkheid echter niet. Er werd niet betaald voor het motorvoertuig en het werd zonder betaling meegenomen. Betaling heeft in beide zaken ook niet op een later moment plaatsgevonden.
Bij de beide oplichtingsfeiten is dezelfde werkwijze gevolgd.
Uit onderzoek van de politie is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer] bij de verdachte in gebruik was. Dat nummer straalde op 29 april 2017 tussen 20.48 uur en 21.01 de zendmast [adres 2] aan, waar de aangever [slachtoffer] woont. Rond 22.14 uur werd de zendmast [adres 3] aangestraald. [plaats 1] aan [plaats 2], waar de aangever [benadeelde] woont.
Op 31 augustus 2017 trof de politie in de garage van de woning van de verdachte de scooter van [slachtoffer] aan. De verdachte had hiervan de sleutels. In de woning vond de politie een rode Canada Goose jas van de verdachte. De verdachte heeft verklaard dat hij sinds december 2016 een rode Canada Goose jas heeft, die niet door anderen wordt gebruikt.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij zijn telefoon had uitgeleend. Het bij hem aangetroffen motorvoertuig van [slachtoffer] zou hij op straat in de buurt van een school in [plaats 3] van ene [naam 2] hebben gekocht, die hij uit Alkmaar of Amsterdam Zuidoost kent. Hij heeft van hem verder geen gegevens en komt deze persoon alleen op straat tegen. Die [naam 2] zou de avond van de verkoop een oranje Canada Goose jas hebben gedragen.
Het hof hecht geen geloof aan deze verklaring. De verklaring over het uitlenen van de telefoon en de persoon van de verkoper is niet verifieerbaar. Ook ligt het niet voor de hand dat een motorscooter van aanzienlijke waarde door de verdachte zou zijn gekocht op de wijze die hij heeft geschetst.
Voor zover de raadsman heeft betoogd dat de verdachte niet past in het door de aangever [benadeelde] opgegeven signalement, namelijk dat de koper “mogelijk een Turks/Marokkaanse” afkomst had, is dit geen obstakel voor een bewezenverklaring, nu deze door [benadeelde] genoemde herkomst slechts als mogelijkheid wordt genoemd en verder niet erg specifiek is. Beide aangevers hebben ook de licht getinte huidskleur in hun omschrijving van de koper genoemd. Dat signalement komt overeen met de huidskleur van de verdachte. De verdachte wordt door de gegeven signalementen dus geenszins uitgesloten.
Gelet op al het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan. Het hof verwerpt het tot vrijspraak strekkende verweer.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 29 april 2017 te Alkmaar, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een listige kunstgreep en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van een motorscooter (merk: Piaggio), door te doen alsof hij een geldbedrag van 4.850,00 euro over had gemaakt via een bankierenapplicatie, waarvan naar later bleek dat het nep-applicatie was;
2.
hij op 29 april 2017 te Westwoud, gemeente Drechterland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een listige kunstgreep en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde] heeft bewogen tot de afgifte van een motorvoertuig (motor met drie wielen) (merk: Piaggio), door te doen alsof hij een geldbedrag van 6.000,00 euro over had gemaakt via een bankierenapplicatie, waarvan naar later bleek dat het nep-applicatie was.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
telkens: oplichting.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting via [website].
De verdachte heeft zich tegenover de slachtoffers, te weten de verkopers van twee motorvoertuigen voorgedaan als bonafide koper. Door gebruik te maken van een valse internetbankierenapp heeft hij bij de slachtoffers de indruk gewekt dat hij de goederen ter plekke door middel van internetbankieren betaalde, terwijl in werkelijkheid geen betaling had plaatsgevonden. Vervolgens werden de motorvoertuigen, die een aanzienlijke waarde vertegenwoordigen, meegenomen.
Dergelijke oplichtingspraktijken schaden het vertrouwen in eerlijke handel en het elektronische betaalverkeer en verstoren de werking van populaire handelsplatformen op internet, zoals [website]. Het hof neemt het de verdachte kwalijk dat hij hieraan op de bewezenverklaarde wijze heeft bijgedragen.
Anders dan door de raadsman betoogd, leiden de persoonlijke omstandigheden en de toepasselijkheid van artikel 63 Sr niet tot strafmatiging (en zeker niet tot een rechterlijk pardon), mede gelet op de ernst van de feiten. Mede gelet op het tijdsverloop sinds de bewezenverklaarde feiten zal het hof afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf opleggen.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in hoger beroep in deze zaak het volgende. De politierechter heeft op 4 juli 2018 vonnis gewezen. Het hof heeft op 17 augustus 2022 arrest gewezen. De redelijke termijn is daardoor met bijna 26 maanden overschreden.
Dit moet matiging van de op te leggen straf tot gevolg hebben.
Het hof acht, alles afwegende, in beginsel een taakstraf voor de duur van 120 uren passend, maar zal deze, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn matigen tot een taakstraf voor de duur van 100 uren.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 6.000,00 (zesduizend euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 6.000,00 (zesduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 65 (vijfenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 29 april 2017.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.S. Ludwig, mr. P.C. Römer en mr. C.J. van der Wilt, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 augustus 2022.
Mr. C.J. van der Wilt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.