Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
sinds juni 2016 bij zijn moeder is komen inwonen om haar beter te kunnen verzorgen aangezien haar gezondheidstoestand steeds meer kwam te verslechteren’. Ook [getuige 1] , die verklaart een tijd bij [appellant] en zijn moeder te hebben gelogeerd, verklaart verder dat [appellant] voor zijn moeder zorgde en dat hij dat volgens zijn moeder al jaren deed. [getuige 2] verklaart dat hij vijf jaar eerder [appellant] en zijn moeder heeft ontmoet toen hij hen hielp met tuinonderhoud en dat [appellant] moeder toen al niet meer het huis uit kwam. Het verlenen van mantelzorg kan een aanwijzing zijn voor het ontbreken van wederkerigheid en mede daarom voor het ontbreken van een gemeenschappelijke huishouding. Uit concrete omstandigheden zal een zekere verdeling van taken en/of kosten moeten blijken. Ook op dat punt is [appellant] in algemeenheden blijven steken. Voor zover in de overgelegde verklaringen van getuigen wordt verklaard dat [appellant] met zijn moeder een duurzaam gemeenschappelijke huishouding voerde, is dat vaak weinig concreet en wordt in ieder geval niet duidelijk of de getuige dit uit eigen wetenschap verklaart of verklaart wat hij of zij van [appellant] heeft vernomen. Voor zover getuigen verklaren dat zijn moeder de was deed en kookte valt dat bovendien niet goed te rijmen met het ook geschetste beeld dat zijn moeder, die leed aan reuma, artritis en COPD en vanaf 2017 ook aan borstkanker, zoveel verzorging nodig had dat [appellant] in 2016 bij haar in kwam wonen om haar te verzorgen. Mede gelet op dit laatste lag het ook op de weg van [appellant] om zijn stelling dat zijn moeder ‘plotseling overleed’ concreet toe te lichten, wat hij niet heeft gedaan.