ECLI:NL:GHAMS:2022:2327
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijking van de voorkeur van de betrokkene voor bewindvoerder en mentor in het kader van onderbewindstelling en mentorschap
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de onderbewindstelling en het mentorschap van de betrokkene. De betrokkene, die sinds 2008 in een woonzorgcentrum verblijft, was in hoger beroep gekomen tegen een eerdere beschikking van de kantonrechter die een bewind en mentorschap had ingesteld, waarbij onafhankelijke derden als bewindvoerders en mentor waren benoemd. De betrokkene verzocht om haar echtgenoot tot bewindvoerder en mentor te benoemen, maar het hof oordeelde dat de emotionele betrokkenheid van de echtgenoot in strijd kan komen met de financiële belangen van de betrokkene. Het hof was van mening dat de echtgenoot niet voldoende begreep wat de plicht tot het afleggen van rekening en verantwoording inhield. De Stichting, die het verzoek tot onderbewindstelling had ingediend, stelde dat de mentale gezondheid van de betrokkene achteruitging en dat onafhankelijke derden noodzakelijk waren voor haar bescherming. Het hof concludeerde dat de gronden voor onderbewindstelling en mentorschap aanwezig waren en dat de benoeming van de huidige bewindvoerders en mentor in stand moest blijven. De beslissing van de kantonrechter werd bekrachtigd, en het hof wees het verzoek van de betrokkene af.