Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
- GVB zal veroordelen tot betaling van het salaris vanaf 27 december 2018 tot en met maart 2019 ten bedrage van € 3.502,19 bruto per maand, te vermeerderen met wettelijke rente en wettelijke verhoging;
- GVB zal veroordelen tot betaling van € 3.668,98 bruto per maand vanaf 1 april 2019, vermeerderd met emolumenten en verminderd met de WIA-uitkering, vermeerderd met wettelijke rente en wettelijke verhoging;
- zal verklaren voor recht dat [X] recht heeft op 100% van zijn salaris vanaf 27 december 2018, vermeerderd met emolumenten, indexeringen en eventuele cao-verhogingen en verminderd met eventuele uitkeringen uit hoofde van arbeidsongeschiktheid, en het totaal te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente;
- een en ander met veroordeling van GVB in de proceskosten in beide instanties, daaronder begrepen de nakosten en rente.
2.Feiten
“dient oog corrigerende middelen te gebruiken en vinger aan de pols te houden t.a.v. emotionele stabiliteit”.
“(….)[X] werkt momenteel 8 uur per dag in passend werk (service en veiligheid). (…)Advies:- [X] kan passende werkzaamheden verrichten. Op basis van de huidige klachten en de beoordeling van het UWV is mijn advies om voorlopig max. 6 uur te werken (…)-Er zijn geen medische belemmeringen om te re-integreren in eigen werk als metro-bestuurder. Optie is om geleidelijk te re-integreren als metrobestuurder onder begeleiding ter voorbereiding van de veiligheidsgeschiktheidstesten. Er zijn geen medische redenen dat [X] op termijn niet aan de veiligheidsgeschiktheidseisen zou kunnen voldoen. Een voorbereidingstermijn van 3 maanden is redelijk te achten.”
“(…) Op 31 januari 2019 geeft de bedrijfsarts aan dat [X] kan passende werkzaamheden verrichten. Op basis van de huidige klachten en de beoordeling van het UWV is het advies om voorlopig max. 6 uur te werken totdat het UWV hem weer volledig arbeidsgeschikt acht. Er zijn geen medische belemmeringen om te re-integreren in eigen werk als metrobestuurder.(…) Struikelpunt in de re-integratie is de WLS test die werknemer volgens werkgever moet doen en waarvan werknemer stelt dat dit niet nodig is omdat hij nog een geldig rijbewijs heeft. Binnen dit deskundigenoordeel doe ik geen uitspraak over of werknemer al dan niet de test moet doen. (…)Volgens de verzekeringsarts is er dan ook sprake van een arbeidsongeschiktheid welke niet als direct gevolg van ziekte te beschouwen is, maar vanwege een onopgelost arbeidsconflict. (…)”
2.17. Bij dagvaarding van 26 augustus 2019 heeft [X] een loonvordering tegen GVB ingesteld bij de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, ertoe strekkend dat GVB het ingehouden loon tussen december 2018 en augustus 2019 alsnog zou betalen. Bij vonnis in kort geding van 1 oktober 2019 heeft de kantonrechter de vordering van [X] afgewezen.
“De kantonrechter is het met GVB eens dat [X] verwijtbaar heeft gehandeld door tot vier keer toe niet mee te willen werken aan de WLS-keuring. De handelwijze van [X] is echter niet zodanig ernstig, dat dit thans dient te leiden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, waarbij meeweegt dat [X] zich tijdens de mondelinge behandeling bereid heeft verklaard de keuring alsnog te ondergaan, hetgeen hij vervolgens ook daadwerkelijk heeft gedaan. (….)
3.3. Beoordeling
- voor recht te verklaren dat GVB ten onrechte vanaf 11 maart 2019 een loonstop heeft toegepast;
- voor recht te verklaren dat [X] recht heeft op 100% van zijn inkomen over de uren waarin hij werkzaamheden in het kader van zijn re-integratie zou hebben verricht wanneer hij niet was geschorst;
- GVB te veroordelen tot betaling van € 3.668,89 bruto per maand exclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering vanaf 11 maart 2019 totdat het dienstverband rechtsgeldig zal zijn geëindigd, vermeerderd met wettelijke verhoging en wettelijke rente;
- GVB te veroordelen in de proceskosten.
grief IIkomt [appellante] op tegen het oordeel van de kantonrechter inhoudende dat de loonstop terecht was omdat [X] een verwijt treft ter zake het niet meewerken aan de WLS-keuringen. [appellante] bestrijdt in haar toelichting op deze grief niet dat [X] vier keer (in mei 2018, januari 2019, 10 maart 2019 en 25 maart 2019) deze keuring heeft geweigerd, maar stelt (i) dat GVB een dergelijke WLS-keuring niet verplicht kon stellen en (ii) als dat wel zo was, van [X] gelet op zijn arbeidsongeschiktheid niet verwacht kon worden dat hij hieraan zijn medewerking verleende. Volgens [appellante] kan uit het feit dat in het door [X] gevraagde deskundigenoordeel is geoordeeld dat hij voldoende heeft mee gewerkt aan zijn re-integratie gedurende de periode 25 augustus 2018 tot 9 april 2019, worden afgeleid dat hem geen verwijt treft ter zake van weigeren om deel te nemen aan de WLS-keuring (drie maal in deze periode).
vanwegedit arbeidsconflict. Het hof gaat er daarom van uit dat het standpunt van GVB dat [X] de WLS-keuring moest ondergaan, terecht was zodat GVB op goede gronden het loon heeft opgeschort zolang [X] weigerde die keuring te ondergaan.
grief IIIkomt [appellante] op tegen het oordeel van de kantonrechter onder 6 van het bestreden vonnis, inhoudende dat GVB [X] op goede gronden heeft geschorst. Deze grief behoeft geen bespreking meer, nu de vordering tot opheffing van de schorsing is ingetrokken.
grief IVvermeerdert [appellante] haar eis met het loon over de periode 27 december 2018 tot en met 29 maart 2019, zijnde in totaal € 3.502,19 bruto. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat GVB terecht een loonstop heeft toegepast vanaf 11 maart 2019, zodat deze vordering alleen betrekking heeft op de periode 27 december 2018 tot en met 10 maart 2019. [appellante] stelt dat [X] zich op 25 december 2018 heeft ziek gemeld en dat deze ziekmelding niet is geaccepteerd door GVB. GVB heeft bij memorie van antwoord erkend dat [X] zich ziek heeft gemeld naar aanleiding van het advies van de bedrijfsarts tot uitbreiding van zijn werkzaamheden per 24 december 2018 naar 75%. GVB heeft gesteld dat [X] , in plaats van zich ziek te melden, een deskundigenoordeel had moeten vragen met betrekking tot de door de bedrijfsarts geadviseerde opbouw. Het hof deelt deze mening niet en is, daarentegen, van oordeel dat GVB een deskundigenoordeel had kunnen en moeten vragen met betrekking tot de vraag of [X] zich terecht had ziek gemeld per 25 december 2018, hetgeen zij niet heeft gedaan. In beginsel heeft [X] gedurende deze periode derhalve recht op loon. In het deskundigenoordeel van 28 mei 2019, dat de periode augustus 2018 tot 8 april 2019 beslaat en dat derhalve de periode van 27 december 2018 tot 11 maart 2019 omvat, is voorts geoordeeld [X] heeft voldaan aan zijn re-integratieverplichtingen, zodat hem ook op deze grond geen loonbetaling ontzegd kan worden. De conclusie is dat de grief slaagt en dat [X] aanspraak heeft op loon over deze periode, te vermeerderen met de wettelijke verhoging, op grond van de omstandigheden van het geval gematigd tot 20%.
grief Vkomt [appellante] op tegen de proceskostenveroordeling. De kantonrechter heeft [appellante] terecht veroordeeld in de proceskosten in eerste aanleg, aangezien het onder IV gevorderde geen onderdeel uitmaakte van het debat in eerste aanleg en de overige grieven falen. Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, omdat in hoger beroep beide partijen deels in het ongelijk worden gesteld.