ECLI:NL:GHAMS:2022:2316

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
11 augustus 2022
Zaaknummer
200.295.897/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging zorgregeling na onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 augustus 2022 een beschikking gegeven in hoger beroep met betrekking tot de zorgregeling voor de minderjarige [belanghebbende]. De zaak betreft een verzoek van [verzoekster] om de zorgregeling te wijzigen, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming is ingeschakeld om onderzoek te doen naar de opvoedvaardigheden van beide ouders en de behoeften van [belanghebbende]. Het hof heeft in een eerdere beschikking van 26 oktober 2021 de raad verzocht om een onderzoek in te stellen, waarbij bijzondere aandacht moest worden besteed aan de opvoedvaardigheden van beide ouders en de opvoedbehoeften van [belanghebbende].

Het hof heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [belanghebbende], die opgroeit in een complexe scheidingssituatie. De raad heeft geadviseerd om de hoofdverblijfplaats van [belanghebbende] bij [verweerder] te bepalen, met een zorgregeling waarbij [belanghebbende] eens in de twee weken bij [verzoekster] verblijft. Het hof heeft de zorgen van de raad over de opvoedvaardigheden van [verzoekster] en de veiligheid van [belanghebbende] bij haar thuis serieus genomen.

De beslissing van het hof houdt in dat de eerdere beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd, met de nadruk op het belang van duidelijkheid en voorspelbaarheid voor [belanghebbende]. Het hof heeft de GI de regie gegeven over de uitvoering van de zorgregeling, waarbij de veiligheid van [belanghebbende] voorop staat. De omgang tussen [verzoekster] en [belanghebbende] is voorlopig stopgezet in verband met een melding van seksueel grensoverschrijdend gedrag, maar het hof benadrukt het belang van contact tussen moeder en kind zodra dit weer verantwoord is.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.295.897/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/303514 / FA RK 20-2821
Beschikking van de meervoudige kamer van 9 augustus 2022 inzake
[verzoekster] ,
wonende op een geheim adres,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. A.F.M. Visscher te Volendam,
en
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: [verweerder] ,
advocaat: mr. C.G.J.E. Lut te Eindhoven.
Als belanghebbenden zijn mede aangemerkt:
- de minderjarige [belanghebbende] (hierna te noemen: [belanghebbende] );
- de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna te noemen: de GI).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof verwijst naar en neemt over hetgeen is overwogen in zijn (tussen)beschikking van 26 oktober 2021. Bij die beschikking heeft het hof de raad verzocht om een onderzoek in te stellen en advies uit te brengen omtrent – in ieder geval – de volgende vragen, waarbij in het bijzonder aandacht moet zijn voor de opvoedvaardigheden van beide ouders (niet alleen door dossieranalyse, maar ook en vooral door onderzoek bij de ouders thuis) en voor de opvoedbehoeftes van [belanghebbende] :
1. Met welke zorgregeling is het ontwikkelingsbelang van [belanghebbende] gezien haar individuele behoefte het meest gediend?
2. Indien een verdeling van de zorg wordt geadviseerd waarin [belanghebbende] haar hoofdverblijfplaats bij de ene ouder zal hebben, hoe dient het contact met de andere ouder vormgegeven te worden?
3. Zijn er factoren die dit contact met de andere ouder belemmeren? Zo ja, welke?
4. Hoe en op welke termijn zijn deze factoren op te heffen?
5.In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gesteld in de onderzoeksvragen maar wel in het belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van [belanghebbende] ?
1.2
Bij het hof zijn nadien de volgende stukken ingekomen:
- het raadsrapport van 24 maart 2022;
- een e-mailbericht van de zijde van [verweerder] van 17 juni 2022;
- een brief van de zijde van [verzoekster] van 20 juni 2022 met bijlagen.
1.3
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft op 22 juni 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- [verzoekster] , bijgestaan door haar advocaat;
- [verweerder] , bijgestaan door zijn advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door een zittingsvertegenwoordiger en een waarnemend gezinsvoogd;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .

2.De feiten

2.1
Voor wat betreft de vaststaande feiten verwijst het hof naar de (tussen)beschikking van 26 oktober 2021. Het hof gaat ook thans nog van die feiten uit.
2.2
De ondertoezichtstelling van [belanghebbende] is telkens verlengd, laatstelijk vanaf 9 juni 2022 voor de duur van vier maanden.

3.De nadere motivering van de beslissing

Het raadsrapport van 24 maart 2022 en ontwikkelingen sindsdien
3.1
In de tussenbeschikking van 26 oktober 2021 is in overweging 5.6 vermeld welke zorgen er sinds 2018 over (de opvoeding van) [belanghebbende] bestaan, zijn de (aanleidingen tot) ondertoezichtstelling en spoeduithuisplaatsingen vermeld en zijn de al dan niet voltooide hulpverleningstrajecten ten behoeve van [belanghebbende] weergegeven, meest recentelijk de behandeling van [belanghebbende] bij de Bascule, thans Levvel.
3.2
In het door het hof verzochte onderzoek heeft de raad gesproken met [belanghebbende] , in bijzijn van haar [juf] als vertrouwenspersoon, met [verzoekster] (in het rapport aangeduid als [verzoekster] ), met [verweerder] (in het rapport aangeduid als [verweerder] ) in bijzijn van zijn partner, met de behandelaar van [belanghebbende] vanuit Levvel (voorheen de Bascule) die vanaf juni 2021 betrokken is bij [belanghebbende] , met de trajectbegeleider vanuit Levvel, met de leerkracht van [belanghebbende] , met de twee gezinsvoogden van [belanghebbende] vanuit de GI, met de huisarts en met de kinderarts van [belanghebbende] .
Uit het rapport komt naar voren dat het voor [belanghebbende] nodig is dat zij toestemming heeft van haar ouders om van hen beiden te houden zonder te moeten kiezen. Het lukt de ouders onvoldoende om in deze behoefte van [belanghebbende] te voorzien. Een wijziging van de zorgregeling zal daarin volgens de raad geen oplossing bieden, de jarenlange spanningen en onenigheid tussen de ouders over de definitieve hoofdverblijfplaats en zorgregeling vormt een bron van onrust en strijd die zijn weerslag heeft op (het gedrag van) [belanghebbende] . De vele veranderingen in woon- en opvoedsituaties waar [belanghebbende] de laatste jaren mee te maken heeft gehad, maken dat zij grote behoefte heeft aan duidelijkheid, structuur en voorspelbaarheid.
De raad heeft zorgen over de ontwikkeling van [belanghebbende] en het zorgelijk gedrag dat zij vertoont. Er wordt in de behandeling van [belanghebbende] bij Levvel gekeken wat de oorzaak is van haar problemen met haar emotieregulatie. Er wordt gewerkt aan het opbouwen van vertrouwen en een veilige plek voor [belanghebbende] , waar zij zich open kan stellen. Er is nog beperkt zicht op haar belevingswereld, en zolang het [belanghebbende] niet lukt om openheid te geven, kan er geen traumabehandeling worden ingezet. [belanghebbende] groeit op in een complexe scheidingsstituatie, waardoor zij klem zit tussen de ouders. Zij vindt het lastig om te praten over haar ouders en de scheiding, vragen daarover vermijdt zij. De wijze waarop zij met onbekenden omgaat, zou kunnen duiden op hechtingsproblemen. De grootste zorg vanuit school is [belanghebbende] haar emotieregulatie en de manier waarop de ouders met elkaar omgaan en communiceren, wat invloed heeft op [belanghebbende] ’s ontwikkeling, welzijn en welbevinden. Als zich thuis iets voordoet, heeft dit direct invloed op het gedrag op school. [belanghebbende] valt bij spanning terug in niet wenselijk, externaliserend gedrag zoals bijten, krabben, schoppen en slaan naar leerkrachten en expres broekplassen. [belanghebbende] heeft al langere tijd lichamelijke klachten, waaronder overgewicht. Gevraagd naar de krachten van [belanghebbende] noemt de school dat zij een spontaan, lief, vrolijk, behulpzaam kind is met een eigen mening.
De behandelaar van Levvel geeft op de vraag wat er nodig is als antwoord dat er duidelijkheid moet komen over [belanghebbende] ’s woonsituatie. Vanuit de school wordt op die vraag geantwoord dat [belanghebbende] een omgeving nodig heeft die zorgt voor duidelijkheid, structuur, voorspelbaarheid, veiligheid, vertrouwen, vaste gezichten en warmte.
Uit de informatie vanuit de huisarts en de kinderarts blijkt van opvallend veel artsencontacten van kleins af aan. Er is een voorgeschiedenis van obstipatie en plasklachten. Er zijn in de tijd dat [belanghebbende] bij [verzoekster] woonde ook veel meer dan gemiddeld incidenten geweest, waaronder intoxicaties. Er zijn bij [belanghebbende] van jongs af aan signalen geweest van inadequaat gedrag, van overgewicht en van buik- en vaginale klachten. Sinds [belanghebbende] bij [verweerder] woont, komt zij minder vaak bij de huisarts. De kinderarts heeft geconstateerd dat de ouders niet op één lijn zitten wat betreft de medische klachten van [belanghebbende] . Voor de op verschillende momenten sinds 2018 geuite vermoedens van seksueel misbruik zijn, laatstelijk bij lichamelijk onderzoek in augustus 2021, geen aanwijzingen gevonden. Levvel, de GI en de kinderarts blijven echter alert op signalen van seksueel misbruik.
De GI is het - in het contact met [verzoekster] en [belanghebbende] op 11 februari 2022 - opgevallen dat [verzoekster] niet voldoende sensitief reageert op [belanghebbende] . Ook viel op dat [belanghebbende] bang is om bij moeder boven te spelen en zij dat ook bij vader is, waarbij zij niet goed kan benoemen waarom ze dan bang is. De GI blijft het zorgelijk vinden dat [verzoekster] [belanghebbende] onvoldoende de emotionele toestemming geeft om bij [verweerder] te zijn. De zedenzaak rondom de halfzussen van [belanghebbende] betekent voor [belanghebbende] dat er meerdere situaties zijn geweest waarbij het [verzoekster] onvoldoende is gelukt om haar kinderen te beschermen tegen een onveilige situatie, nu de pleger een kennis van [verzoekster] was. Voor [belanghebbende] kan zich eenzelfde situatie voordoen. De GI heeft in de interacties tussen [verweerder] en [belanghebbende] , die zijn geobserveerd door de vorige gezinsvoogd, geen zorgen gesignaleerd. Op de vraag wat er moet gebeuren, meldt de GI dat al sinds 2019 het advies, als eerste van ’t Kabouterhuis, luidt dat voor [belanghebbende] duidelijk moet worden waar ze zal wonen. De GI vindt onverkort dat het perspectief bij [verweerder] ligt, met omgang tussen [belanghebbende] en [verzoekster] . Daarbij is noodzakelijk dat de ouders deze regeling accepteren en hun emotionele toestemming hiervoor geven aan [belanghebbende] , omdat de loyaliteitsproblemen van [belanghebbende] anders aanhouden. De raad benoemt dat er door de jaren heen lichamelijke klachten bij [belanghebbende] naar voren komen die signalen kunnen zijn van seksueel misbruik. [verzoekster] uit zorgen over seksueel misbruik en over mogelijke mishandeling van [belanghebbende] door [verweerder] , welke zorgen niet herkend of bevestigd worden; ook uit het gesprek tussen [belanghebbende] en de raad komen geen signalen naar voren. Er zijn daarentegen zorgen over de veiligheid die moeder [belanghebbende] kan bieden, ook gezien het seksueel misbruik van de halfzus van [belanghebbende] door een kennis van [verzoekster] , het huiselijk geweld in het verleden en de overbelasting van [verzoekster] . De raad adviseert gezinsdiagnostiek in de opvoedsituaties bij de ouders en mogelijk van daaruit passende hulpverlening.
De raad adviseert de hoofdverblijfplaats van [belanghebbende] bij [verweerder] te bepalen en een zorgregeling te bepalen waarbij [belanghebbende] eens in de twee weken van vrijdagmiddag uit school tot zondagmiddag 16.00 uur bij [verzoekster] verblijft.
3.3
Aan het verzoek van het hof aan de raad om bij de beantwoording van de vragen aandacht te hebben voor de opvoedvaardigheden van beide ouders, niet alleen door dossieranalyse, maar ook en vooral door onderzoek bij de ouders thuis, heeft de raad niet kunnen voldoen. Zoals de raad ter zitting in hoger beroep van 22 juni 2022 naar voren heeft gebracht, ligt het niet op de weg van de raad om dergelijke observaties zelf uit te voeren. Nu er geen hulpverlening in de thuissituatie van de ouders is betrokken, is deze door het hof gevraagde informatie niet beschikbaar. In het raadsrapport is vermeld dat er vanuit de GI ten opzichte van de vorige zitting bij het hof nog niet veel meer informatie over de opvoedsituatie bij [verzoekster] is. Op 11 februari 2022 heeft de gezinsvoogd moeder en [belanghebbende] voor het eerste samen gezien en die bevindingen zijn in het raadsrapport vermeld. De raad heeft zich zodoende gebaseerd op de eerder reeds bekende informatie, aangevuld met hetgeen in het onderzoek naar voren is gekomen. De raad heeft overwogen om, gezien het ontbreken van nieuwe feitelijke informatie over de opvoedsituaties bij de ouders, het hof te adviseren de beslissing aan te houden. Daar heeft de raad van afgezien, omdat het voor [belanghebbende] noodzakelijk is dat er duidelijkheid komt over waar zij zal wonen. Het aanhouden van de beslissing zou een nog langere periode van onzekerheid voor [belanghebbende] betekenen, hetgeen de raad niet in haar belang vindt.
Het hof acht zich, gelet op de in het rapport vermelde bevindingen van de geraadpleegde informanten, voldoende voorgelicht ten aanzien van de te nemen beslissing. De advocaat van [verzoekster] wordt niet gevolgd in haar opmerking ter zitting dat er alleen op basis van een dossier en stukken die er al waren een rapport is opgesteld, nu de geraadpleegde informanten een actueel beeld van de situatie van [belanghebbende] hebben geschetst. Dat door het ontbreken van hulpverlening in de thuissituatie bij de ouders hun opvoedvaardigheden (nog) niet verder zijn onderzocht, staat dan ook niet in de weg aan de beoordeling van de zorgregeling en het hoofdverblijf van [belanghebbende] .
3.4
Uit de door de advocaat van [verzoekster] op 20 juni 2022 ingebrachte stukken blijkt van een recente melding van [belanghebbende] bij haar opa over seksueel misbruik dat zou zijn gepleegd door een vriend van [verzoekster] . In de e-mail van 15 juli 2022 van de school aan de ouders en de GI worden zorgen geuit over lichamelijk, seksueel getint gedrag dat [belanghebbende] sinds de meivakantie 2022 naar jongetjes vertoont en wordt melding gemaakt van lange woedeaanvallen en dito huilbuien, buikpijnklachten en niet willen eten, waarbij [belanghebbende] op de vraag hoe haar te helpen antwoordt ‘dat zij het niet mag zeggen’.
3.5
De GI heeft de omgang tussen [belanghebbende] en [verzoekster] begin juni 2022 stopgezet in verband met de recente melding van seksueel grensoverschrijdend gedrag richting [belanghebbende] bij [verzoekster] thuis.
De nadere informatie en standpunten van [verzoekster] , [verweerder] , de GI en de raad
3.6
[verzoekster] vraagt zich af in hoeverre het raadsonderzoek nog bruikbaar is in het licht van de huidige omstandigheden. Daarnaast zet zij haar vraagtekens bij de conclusies van de raad. Volgens [verzoekster] gaat het op dit moment aantoonbaar niet goed met [belanghebbende] , haar gedrag is heel zorgelijk. Dit is volgens [verzoekster] een gevolg van het bepalen van de hoofdverblijfplaats van [belanghebbende] bij [verweerder] , aangezien het daarvoor veel beter ging met [belanghebbende] . [belanghebbende] mist haar moeder en zij wil naar haar moeder terug, aldus [verzoekster] . [verzoekster] vindt dat er moet worden teruggegaan naar de zorgregeling zoals die voorheen was. Wat de hulpverlening nu doet, is volgens [verzoekster] onduidelijk, er wordt bijna geen hulp ingezet en elk hulpverleningstraject loopt spaak. [verzoekster] betwist dat er sprake kan zijn geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag naar [belanghebbende] door een vriend van [verzoekster] .
3.7
[verweerder] heeft ter zitting in hoger beroep eveneens zijn zorgen uitgesproken over het gedrag dat [belanghebbende] met name op school laat zien. Bij hem thuis doet zij dit bijna niet. [verweerder] vindt dat er inmiddels wel genoeg is onderzocht, hij heeft aan alles meegewerkt, ook het traject Solo parallel ouderschap bij Levvel heeft hij afgerond. Er zijn afspraken gemaakt over de communicatie tussen de ouders. [verweerder] vindt dat de GI te weinig doet, er zijn telkens andere personen betrokken bij het gezin, op de zittingen bij rechtbank en hof zijn de gezinsvoogden niet zelf aanwezig, op vragen van [verweerder] komt geen antwoord en dat alles is heel frustrerend. De problemen bij [belanghebbende] komen niet doordat ze bij [verweerder] woont, de onrust bij [belanghebbende] vloeit voort uit de onduidelijkheid die er doorlopend is. Er gaat met het traject bij de zedenpolitie, waarin weer bedenktermijnen zitten, veel kostbare tijd verloren. [verweerder] vindt dat er duidelijkheid moet komen dat [belanghebbende] bij hem blijft wonen en dat zij heel snel weer (begeleid) contact met [verzoekster] moet hebben.
3.8
De GI heeft ter zitting in hoger beroep meegedeeld dat er ambulante spoedhulp zal worden opgestart om zicht te krijgen op de interactie bij [verweerder] en bij [verzoekster] . [verweerder] heeft het traject Solo parallel ouderschap dat door ‘Levvel bemiddelt’ wordt geboden, afgerond. [verzoekster] van haar zijde heeft dat traject stopgezet, in afwachting van de uitkomst van deze procedure. Voor [belanghebbende] wordt in samenspraak met de gedragswetenschapper en Levvel/De Bascule gekozen voor een laagdrempelige sensomotorische therapievorm waarbij gewerkt wordt met dieren, want praten alleen werkt niet voor [belanghebbende] . De paardentherapie die aanvankelijk beoogd was, is niet beschikbaar, er wordt nu gedacht aan een co-hond. Naar aanleiding van de melding van seksueel grensoverschrijdend gedrag/seksueel misbruik zal er een informatief gesprek bij de zedenpolitie zijn en er zal daarna mogelijk aangifte worden gedaan. Zodra deze - bij dergelijke meldingen verplicht te volgen procedure - dat toelaat, wil de GI de omgang tussen [belanghebbende] en [verzoekster] zo snel mogelijk hervatten.
3.9
De raad heeft ter zitting in hoger beroep zijn in het rapport gegeven advies ten aanzien van de hoofdverblijfplaats gehandhaafd. De raad vindt het gedrag van [belanghebbende] zeer zorgelijk, waarbij onduidelijk is waar dit vandaan komt. De inzet van spoedhulp bij zowel [verweerder] als [verzoekster] is daarom nodig; zoals in het rapport van 24 maart 2022 al is geadviseerd moet bij beide ouders de opvoedsituatie worden bekeken. Het is goed dat de signalen over het mogelijke seksueel misbruik serieus worden onderzocht en het is goed te volgen dat bij die stand van zaken de omgang met [verzoekster] is stopgezet, maar het feit dat [belanghebbende] nu haar moeder niet ziet, is ook reden tot zorg. Over de vriend van [verzoekster] die [belanghebbende] heeft genoemd bestaan zorgen, er is onvoldoende zicht op wat er is voorgevallen, zodat het nu niet verantwoord om [belanghebbende] het weekend naar [verzoekster] te laten gaan. Er moet wel zo spoedig mogelijk begeleide omgang plaatshebben en spoedhulp kan de interactie tussen [belanghebbende] en haar moeder tijdens die omgang observeren. Het is aan de GI om de regie te voeren over hoe de omgang tussen [belanghebbende] en [verzoekster] moet worden ingevuld. De raad vindt dat de beschikking op het punt van de omgang niet bekrachtigd kan worden, maar ziet als opties of de invulling van de omgang onder verantwoordelijkheid van de GI of een aanhouding van de beslissing tot een definitieve regeling kan worden vastgesteld.
De verdere beoordeling
3.1
Het hof overweegt als volgt.
Begin juni 2022 heeft [belanghebbende] voor de vierde keer in haar leven verteld dat zij te maken heeft gekregen met seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het incident zou hebben plaatsgevonden tijdens een omgangsweekend bij [verzoekster] thuis, door een vriend van [verzoekster] . De omgang met [verzoekster] is voorlopig stopgezet in het kader van de procedure die bij een dergelijke melding dient te worden doorlopen en de GI heeft van dit incident een melding gedaan bij Veilig Thuis. Er is ambulante spoedhulp aangevraagd bij Levvel om zicht te krijgen op de interactie tussen de ouders en [belanghebbende] . Ten tijde van de zitting in hoger beroep van 22 juni 2022 stond een informatieve bijeenkomst bij de zedenpolitie gepland.
Zoals door het hof in zijn tussenbeschikking van 26 oktober 2021 al is overwogen en zoals blijkt uit de stukken, waaronder het raadsrapport van 24 maart 2022, zijn er al lange tijd zorgen over de gezondheid van [belanghebbende] en over haar gedrag met ernstige problemen in haar emotieregulatie, waarvan de oorzaak nog steeds niet geduid is. Deze zorgen zijn niet pas ontstaan sinds [belanghebbende] bij [verweerder] woont, zoals [verzoekster] zegt. Zo blijkt uit het raadsrapport dat [belanghebbende] eind 2018, begin 2019, al naar ’t Kabouterhuis ging waar de kinderpsychiater heeft gediagnosticeerd dat bij [belanghebbende] op dat moment sprake was van een disregulatiestoornis van boosheid en agressie in de vroege kindertijd. Haar gedrag is, zo blijkt uit de berichten van de school, de laatste tijd problematischer geworden en zij is regelmatig zeer overstuur. Over de veiligheid van [belanghebbende] bij [verzoekster] thuis bestaan zorgen. De incidenten rond [belanghebbende] bij [verzoekster] die tot meerdere spoeduithuisplaatsingen hebben geleid, de meldingen van huiselijk geweld in het verleden, het seksueel misbruik van een halfzus van [belanghebbende] door een kennis van [verzoekster] en de overbelasting van [verzoekster] roepen ernstige twijfel op of zij [belanghebbende] voldoende kan beschermen (tegen personen) in haar omgeving. Nog steeds is niet helder hoe de opvoedvaardigheden van [verzoekster] moeten worden beoordeeld. De spoedhulp waarvoor de GI de aanvraag heeft gedaan, zal daarover meer duidelijkheid kunnen bieden. Binnen de ambulante spoedhulp bij zowel [verweerder] als [verzoekster] zal bekeken worden hoe de interactie tussen [belanghebbende] en haar ouders is, mede ter beantwoording van de vraag waar het zorgelijk gedrag van [belanghebbende] vandaan komt. De hulpverlening via Levvel/De Bascule aan [belanghebbende] is eveneens mede gericht op die vraag.
3.11
Ten aanzien van de hoofdverblijfplaats ziet het hof geen aanleiding om in de huidige situatie verandering aan te brengen. [belanghebbende] woont sinds de laatste uithuisplaatsing in maart 2021 bij [verweerder] , waar in de observaties van de interactie tussen hem en [belanghebbende] geen zorgen zijn gesignaleerd. De hiervoor beschreven onduidelijkheid en mogelijke onveiligheid in de situatie bij [verzoekster] en de nog niet weggenomen zorgen uit het verleden staan in de weg aan een wijziging van de zorgregeling waarbij [belanghebbende] de door [verzoekster] gevraagde helft van de tijd bij haar zou verblijven en haar hoofdverblijf bij haar zou zijn. De bij [belanghebbende] betrokken professionals zijn al lange tijd onverkort van mening dat duidelijkheid voor [belanghebbende] over waar zij zal wonen van het grootste belang is. Zoals de raad heeft aangegeven in zijn rapport, hebben de jarenlange spanningen en onenigheid tussen de ouders over het definitieve hoofdverblijf en de zorgregeling voor onrust en strijd gezorgd die zijn weerslag heeft op (het gedrag van) [belanghebbende] . [belanghebbende] heeft in haar jonge leven al veel veranderingen in woon- en opvoedsituaties meegemaakt, waardoor zij grote behoefte heeft aan duidelijkheid, structuur en voorspelbaarheid. Het hof zal bepalen dat [belanghebbende] bij [verweerder] haar hoofdverblijf zal hebben door bekrachtiging van de bestreden beschikking op dit punt.
Zoals de raad eveneens heeft aangegeven, is het voor [belanghebbende] nodig dat zij toestemming heeft van haar ouders om van hen beiden te houden zonder te moeten kiezen. Het is noodzakelijk dat beide ouders accepteren hoe de zorg tussen hen wordt verdeeld en hun emotionele toestemming hiervoor geven aan [belanghebbende] , omdat de loyaliteitsproblemen van [belanghebbende] anders aanhouden. Het hof gunt [belanghebbende] dat het de ouders lukt om volledig mee te werken aan de hulp die wordt geboden en om daarvan te profiteren.
3.12
In het licht van de recente melding bij Veilig Thuis, vindt er thans geen omgang tussen [verzoekster] en [belanghebbende] plaats. Het hof is van oordeel dat zodra dit weer kan, de omgang dient te worden hervat, op een wijze die de GI aangewezen acht. Zoals alle betrokkenen vinden, is het voor [belanghebbende] belangrijk dat zij snel weer contact met haar moeder heeft. De suggestie van de raad om de beslissing over de definitieve zorgregeling aan te houden, zal het hof niet volgen. Afgezien van de recente melding, is de door de rechtbank bepaalde zorgregeling in het belang van [belanghebbende] . De GI kan hangende het thans lopende onderzoek naar de melding zorgdragen voor veiligheidswaarborgen in de vorm van een begeleid contact, terwijl de ingeschakelde spoedhulp in dat verband ook een (informatieve) rol kan spelen. De GI zal kunnen bezien of en zo ja, wanneer hervatting van de reguliere zorgregeling verantwoord is, en mocht daar geen sprake van zijn, in het kader van de ondertoezichtstelling naar bevind van zaken handelen. Het hof acht het in het belang van [belanghebbende] dat de juridische procedure over de zorgregeling tussen haar ouders stopt, en met de bemoeienis van de GI kan tot een opbouw van de regeling worden gekomen, zodanig dat deze niet in strijd komt met het (veiligheids)belang van [belanghebbende] . Het hof zal de bestreden beschikking ten aanzien van de zorgregeling dan ook bekrachtigen, in die zin dat onder regie van de GI zal worden toegewerkt naar de door de rechtbank bepaalde zorgregeling waarbij [belanghebbende] eens in de twee weken van vrijdagmiddag na school tot zondagmiddag 16.00 uur bij [verzoekster] verblijft.
3.13
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, met dien verstande dat naar de bij de bestreden beschikking bepaalde zorgregeling zal worden toegewerkt op de door de GI te bepalen wijze, zoals hiervoor bij punt 3.12 beschreven;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.E. Buitendijk, mr. J.F. Miedema en mr. M.E. Burger, in tegenwoordigheid van mr. W.J. Boon als griffier, en is op 9 augustus 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.