ECLI:NL:GHAMS:2022:2313

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
11 augustus 2022
Zaaknummer
200.305.480/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing en wijziging zorgregeling in een ouderschapsconflict

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 augustus 2022 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing van de minderjarige [belanghebbende] en een wijziging van de zorgregeling. De verzoekster, [verzoekster], wilde met [belanghebbende] verhuizen naar [plaats 2] en de zorgregeling wijzigen, terwijl de verweerder, [verweerder], zich hiertegen verzette en verzocht om het hoofdverblijf van [belanghebbende] bij hem te bepalen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij het belang van het kind voorop staat. De rechtbank had eerder de verzoeken van [verzoekster] afgewezen, en het hof heeft deze beslissing in stand gehouden. Het hof oordeelde dat de noodzaak voor de verhuizing niet voldoende was aangetoond en dat de belangen van [verweerder] en [belanghebbende] zwaarder wogen dan die van [verzoekster]. De huidige zorgregeling, waarbij [belanghebbende] elke woensdag en om de week in het weekend bij [verweerder] verblijft, blijft gehandhaafd. Het hof heeft de verzoeken van [verweerder] om de hoofdverblijfplaats van [belanghebbende] bij hem te bepalen en om de zorgregeling te wijzigen afgewezen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.305.480/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/705328 / FA RK 21-4712 (BV/WK)
Beschikking van de meervoudige kamer van 9 augustus 2022 inzake
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. H. Plantenga te Amsterdam,
en
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: [verweerder] ,
advocaat: mr. L.A. Mulders te Purmerend.
Als belanghebbende is aangemerkt:
- de minderjarige [belanghebbende] (hierna te noemen: [belanghebbende] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 20 oktober 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij het hof zijn de volgende stukken ingekomen:
- het beroepschrift van [verzoekster] , op 20 januari 2022;
- het verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel van [verweerder] , op 6 april 2022;
- een bericht van de zijde van [verweerder] van 17 juni 2022 met een bijlage;
- een bericht van de zijde van [verweerder] van 28 juni 2022 met een bijlage.
2.2
Het hof heeft mr. Plantenga tot aan de zitting gelegenheid gegeven om een verweerschrift op het incidenteel appel in te dienen. Mr. Plantenga heeft op 24 juni 2022 een verweerschrift op het incidenteel appel inclusief producties ingediend. Mr. Mulders heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Het hof heeft ter zitting meegedeeld dat niet het gehele verweerschrift in incidenteel appel wordt meegenomen, omdat een deel een (niet geoorloofde) reactie op het verweerschrift tegen het principaal hoger beroep betreft. Slechts op de randnummers 13 tot en met 18 en 38 en verder uit het verweerschrift in incidenteel appel wordt acht geslagen. De daarbij behorende producties 23, 24 en 33 worden ook meegenomen. De overige producties laat het hof buiten beschouwing wegens overschrijding van de tien dagen termijn.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 30 juni 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- [verzoekster] , bijgestaan door haar advocaat;
- [verweerder] , bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
De advocaten hebben pleitaantekeningen overgelegd.

3.De feiten

3.1
Uit de (inmiddels verbroken) relatie van partijen is [belanghebbende] geboren, op [geboortedatum] te [geboorteplaats] . [verweerder] heeft [belanghebbende] erkend en partijen oefenen, sinds de beschikking van 16 december 2020, gezamenlijk het gezag over [belanghebbende] uit.
3.2
Bij beschikking van de rechtbank van 16 december 2020 is, voor zover van belang, bepaald dat [verweerder] [belanghebbende] bij zich heeft:
- op vier opstartmomenten, te weten drie keer twee uur door de week en een zaterdag van 10:00 uur tot 12:00 uur bij oma moederzijde in [plaats 1] , waarbij [verweerder] [belanghebbende] ziet, buiten aanwezigheid van [verzoekster] ;
- daarna gedurende twee keer twee uur door de week en iedere zaterdag van 10:00 uur tot 14:00 uur bij [verweerder] thuis;
- vanaf 12 februari 2021 iedere zaterdag (en eventueel in overleg in plaats daarvan op zondag) van 10:00 uur tot 18:00 uur. Na vier zaterdagen (naast de losse zaterdagen) zal [belanghebbende] één keer per drie weken op zaterdag vanaf 10:00 uur tot zondag 10:00 uur bij [verweerder] zijn;
- partijen houden er rekening mee dat [belanghebbende] op dinsdag en woensdag naar de opvang gaat.
3.3
De voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 20 januari 2021 [verzoekster] veroordeeld om mee te werken aan de door de rechtbank op 16 december 2020 bepaalde zorgregeling op straffe van een dwangsom van € 250,- per keer dat zij in gebreke blijft hieraan te voldoen, met een maximum van € 10.000,-.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking zijn de verzoeken van [verzoekster] om vervangende toestemming om met [belanghebbende] naar [plaats 2] te verhuizen en de zorgregeling te wijzigen in die zin dat [belanghebbende] wekelijks op vrijdag van 10:00 uur tot 18:00 uur en eens per drie weken van zaterdag 10:00 uur tot zondag 10:00 uur bij [verweerder] verblijft, afgewezen.
De zelfstandige verzoeken van [verweerder] om te bepalen dat [belanghebbende] zijn hoofdverblijf bij hem zal hebben, [verzoekster] te verplichten tot medewerking aan de inschrijving van [belanghebbende] op het adres van [verweerder] en een zorgregeling vast te stellen waarbij [belanghebbende] de ene week van zondagochtend tot dinsdagavond bij [verzoekster] verblijft en de andere week van woensdag tot zaterdag en de vakanties bij helfte worden verdeeld, zijn eveneens afgewezen. De rechtbank heeft bepaald dat met ingang van de datum van de bestreden beschikking de volgende zorgregeling geldt:
- [belanghebbende] verblijft iedere dinsdag van 08:00 uur tot 18:00 uur bij [verweerder] , waarbij [verweerder] het avondeten voor [belanghebbende] verzorgt alsmede één weekend per veertien dagen van zaterdag 10:00 uur tot zondag 17:00 uur.
In principaal hoger beroep
4.2
[verzoekster] verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, uitvoerbaar bij voorraad, haar alsnog vervangende toestemming te verlenen om met [belanghebbende] naar [plaats 2] te verhuizen. Daarnaast verzoekt zij de zorgregeling te wijzigen zodat [belanghebbende] wekelijks de woensdag van 08:00 uur tot 18:30 uur bij [verweerder] verblijft waarbij [verweerder] [belanghebbende] ophaalt en [verzoekster] [belanghebbende] aan het einde van de dag bij [verweerder] ophaalt en [belanghebbende] bij [verweerder] heeft gegeten, alsmede eens per twee weken op zaterdag van 10:00 uur tot zondag 17:00 uur waarbij [verzoekster] [belanghebbende] brengt en [verweerder] [belanghebbende] terugbrengt.
4.3
[verweerder] verzoekt [verzoekster] niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar verzoeken af te wijzen.
In incidenteel hoger beroep
4.4
[verweerder] verzoekt primair:
I te bepalen dat [belanghebbende] zijn hoofdverblijf bij [verweerder] zal hebben, zodat hij met hem in [woonplaats] woonachtig zal zijn;
II [verzoekster] te verplichten tot medewerking aan de inschrijving van [belanghebbende] in het BRP van de gemeente [woonplaats] op het [adres] ;
III een zorgregeling vast te stellen waarbij [belanghebbende] op maandag en dinsdag bij [verzoekster] verblijft, waarbij [verweerder] [belanghebbende] maandag om 08:00 uur bij [verzoekster] brengt en [verzoekster] [belanghebbende] dinsdag om 17:00 uur terugbrengt (op woensdag en donderdag bij [verweerder] ) en om de week van vrijdag 08:00 uur tot en met zondag 17:00 uur bij [verzoekster] verblijft, waarbij [verweerder] [belanghebbende] op vrijdag brengt en [verzoekster] [belanghebbende] op zondag terugbrengt, alsmede te bepalen dat [belanghebbende] de helft van de vakanties bij [verzoekster] zal zijn.
Subsidiair (na wijziging van dit verzoek ter zitting), in het geval het hof de hoofdverblijfplaats van [belanghebbende] niet bij [verweerder] vaststelt:
IV [verzoekster] te verbieden om, zonder toestemming van [verweerder] , te verhuizen met [belanghebbende] ;
V een zorgregeling vast te stellen tussen [verweerder] en [belanghebbende] waarbij [belanghebbende] iedere week op maandag en dinsdag bij [verzoekster] verblijft en iedere woensdag en donderdag bij [verweerder] , alsmede te bepalen dat [belanghebbende] de ene week van vrijdag tot zondag bij [verzoekster] zal zijn en de andere week van vrijdag tot zondag bij [verweerder] zal zijn, waarbij [verzoekster] [belanghebbende] op woensdagochtend 08:00 uur naar [verweerder] brengt en [verweerder] [belanghebbende] om de week donderdagavond 18:00 uur dan wel de andere week zondagavond 17:00 uur terugbrengt, alsmede te bepalen dat de vakanties bij helfte worden gedeeld.
Meer subsidiair verzoekt [verweerder] te bepalen:
- dat [belanghebbende] iedere dinsdag na de opvang (op te halen vanaf 15:00 uur) bij [verweerder] verblijft tot en met woensdag 18:30 uur, waarbij [verweerder] [belanghebbende] van de opvang haalt en hem terugbrengt op woensdag om 18:30 uur;
- dat [belanghebbende] iedere zaterdag bij [verweerder] verblijft van 09:00 uur tot 18:30 uur, en om de week van zaterdag 09:00 uur tot zondag 17:00 uur, waarbij [verzoekster] [belanghebbende] op zaterdagochtend brengt en [verweerder] [belanghebbende] terugbrengt;
- dat [belanghebbende] drie maal per jaar minimaal een aaneengesloten week bij [verweerder] verblijft om samen vakantie te kunnen vieren.
Uiterst subsidiair (na wijziging van dit verzoek ter zitting), in het geval het hof vervangende toestemming zou verlenen voor de verhuizing van [belanghebbende] naar [plaats 2] en de hoofdverblijfplaats van [belanghebbende] niet bij [verweerder] vaststelt, een zorgregeling tussen [verweerder] en [belanghebbende] vast te stellen waarbij [belanghebbende] iedere woensdag van 08:00 uur tot 18:30 uur bij [verweerder] verblijft alsmede drie weekenden per maand van vrijdag 16:00 uur tot zondag 18:30 uur, waarbij [verzoekster] [belanghebbende] dient te halen en te brengen, alsmede dat [belanghebbende] drie maal per jaar minimaal een aaneengesloten week bij [verweerder] verblijft om samen vakantie te kunnen vieren.
Primair, subsidiair en meer subsidiair:
een beslissing te nemen die het hof juist acht en [verzoekster] te veroordelen in de kosten van beide instanties.
4.5
[verzoekster] verzoekt de verzoeken van [verweerder] af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof zal de grieven in principaal en incidenteel hoger beroep per hierna te noemen onderdeel bespreken.
Vervangende toestemming verhuizing
5.2
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek (BW) dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in aanmerking dienen te nemen.
5.3
[verzoekster] is van mening dat haar verzoek om vervangende toestemming te verlenen voor de verhuizing met [belanghebbende] naar [plaats 2] onterecht is afgewezen. De noodzaak om te verhuizen is wel degelijk aangetoond. Het is voor [verzoekster] belangrijk dat zij dichter bij haar familie en sociale netwerk woont omdat zij fulltime werkt en als alleenstaande moeder moet kunnen leunen op haar sociale netwerk, mede wegens haar fysieke beperking. [verzoekster] moet aan haar knieën geopereerd worden en tijdens de revalidatie zal zij [belanghebbende] niet mogen tillen. Daarnaast voelt [verzoekster] zich onveilig in de buurt waar zij nu woont, kan de verhuizing haar schuldenlast verlichten en biedt de nieuwe buurt een veiligere en stabielere woonomgeving met betere scholen.
Doordat de rechtbank enkel heeft gekeken naar de netto woonlasten, en niet naar het feit dat wanneer [verzoekster] verhuist, zij een woning kan aankopen, is onvoldoende gewicht toegekend aan de financiële belangen van [verzoekster] . Daarnaast is de verhuizing noodzakelijk omdat [verzoekster] in haar huidige huurwoning veel overlast ervaart van de buren en de buurt steeds onveiliger wordt. Het is voor [verzoekster] onmogelijk om een geschikte en betaalbare koop- of huurwoning te vinden in [woonplaats] . Uit de jurisprudentie kan volgens [verzoekster] worden afgeleid dat in beginsel en behoudens bijzondere omstandigheden geen belemmeringen worden aangenomen die maken dat een verhuizing van circa 50 kilometer niet in het belang wordt geacht van een minderjarige. [verzoekster] heeft bovendien aangeboden de zorgregeling van [verweerder] uit te breiden en meer videobelmomenten voor [verweerder] in te plannen. De door [verweerder] gewenste uitbreiding met meerdere overnachtingen is op dit moment niet in het belang van [belanghebbende] omdat [verweerder] ontkent dat [belanghebbende] slaapproblemen heeft. [belanghebbende] is onrustig na een verblijf bij [verweerder] en is zeer prikkelbaar.
Ter zitting in hoger beroep heeft [verzoekster] aangegeven dat zij heeft gekeken naar andere woningen in de omgeving die [verweerder] heeft aangedragen. Binnen een straal van 30 kilometer van de woning van [verweerder] is niets betaalbaars te vinden. In [plaats 2] heeft zij, ondanks de gestegen hypotheekrente, de mogelijkheid om (zonder een starterslening) een hypotheek te krijgen van € 310.000,- tot € 315.000,-. Zij zou dan een maandlast van € 1.046,- netto per maand hebben. Met een starterslening kan zij € 340.000,- of € 345.000,- lenen. [verzoekster] is in staat direct een woning in [plaats 2] aan te kopen en zij hoeft dus niet eerst bij haar ouders in te trekken. Zij heeft erop gewezen dat [verweerder] bevriend is met haar buurvrouw in [woonplaats] , met wie zij veel conflicten heeft en van wie zijn overlast ervaart. Op dit moment wordt in verband met die overlast een procedure opgestart via de rechtsbijstandsverzekering. [verzoekster] wordt ook telkens herinnerd aan negatieve zaken die zij in haar huidige huis heeft meegemaakt in de relatie met [verweerder] en de woning is daarom voor haar een beladen plek. Dit wordt bevestigd door een medisch specialist en een psycholoog. De afstand tussen de woning van [verweerder] en [plaats 2] bedraagt 54 kilometer en de gemiddelde reistijd is 39 minuten. [verzoekster] vindt het belangrijk dat de hulpverlening van het Ouder- en Kind Team (OKT) en in de toekomst Ouderschap Blijft wordt gecontinueerd vanuit [plaats 2] zodat partijen kunnen werken aan hun onderlinge communicatie en verstandhouding.
5.4
[verweerder] stelt zich op het standpunt dat de rechtbank het verzoek van [verzoekster] terecht heeft afgewezen. De noodzaak voor de verhuizing is niet komen vast te staan. De wens om een huis te kopen is geen noodzaak voor een verhuizing. [verzoekster] beschikt over voldoende financiële middelen om de huur van haar huidige woning te betalen. Er is dus geen sprake van een financiële noodzaak om te verhuizen. Indien [verzoekster] een woning koopt in [plaats 2] zullen haar woonlasten juist omhoog gaan. [verzoekster] kan namelijk geen NHG krijgen bij een deels aflossingsvrije hypotheek. [verzoekster] is bovendien in staat om, ook zonder starterslening, een woning in [woonplaats] te kopen. [verzoekster] heeft een gunstigere financiële positie omdat haar inkomen is gestegen en zij kinderopvangtoeslag ontvangt. In en rondom [woonplaats] zijn er voldoende geschikte woningen te vinden. Dat [verzoekster] op dit moment schulden heeft is door haar niet aangetoond, maar met de wijzigingen in salaris en kinderopvangtoeslag heeft zij naar schatting van [verweerder] € 1.500,- per maand meer om de eventuele schulden af te lossen. Daarnaast betwist [verweerder] dat [verzoekster] overlast ervaart van de buren. [verweerder] betwist eveneens dat hij bevriend is met de buurvrouw van [verzoekster] . Ook de door [verzoekster] gestelde onveiligheid in de buurt betwist [verweerder] . Indien [verzoekster] met [belanghebbende] naar [plaats 2] zou verhuizen, zorgt de reistijd ervoor dat [verweerder] niet op de gewenste wijze betrokken kan zijn bij [belanghebbende] en is het lastig de huidige zorgregeling te continueren. De door [verzoekster] voorgestelde compensatie door middel van videobellen en whatsapp is geen optie. [belanghebbende] is jong en kinderen van die leeftijd hebben behoefte aan fysiek contact.
Bovendien wenst [verweerder] tot uitbreiding van de zorgregeling te komen en hierover zijn partijen in gesprek, onder begeleiding van het OKT. De rechtbank heeft onterecht geconcludeerd dat de verhuizing van [verzoekster] in beginsel voldoende is doordacht en voorbereid. Dit is niet het geval. [verzoekster] zou namelijk willen intrekken bij haar ouders en van daaruit een woning willen kopen.
Ter zitting in hoger beroep heeft [verweerder] aanvullend verklaard dat de psychische problemen van [verzoekster] al voor de relatie van partijen bestonden en niet zijn veroorzaakt door het verblijf in de huidige woning. De geplande knieoperatie van [verzoekster] is geen noodzaak om te verhuizen omdat [verweerder] in overleg met [verzoekster] meer voor [belanghebbende] kan zorgen. [belanghebbende] heeft er recht op dat zijn beide ouders gelijkwaardig betrokken zijn. Een verhuizing naar [plaats 2] zal de mogelijkheid tot uitbreiding van de zorgregeling bemoeilijken, aldus [verweerder] .
5.5
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd de bestreden beschikking ten aanzien van de voorgenomen verhuizing te bekrachtigen. De raad begrijpt de wens van [verzoekster] om naar een andere, groenere, omgeving te verhuizen maar de afstand tussen [plaats 2] en [woonplaats] is te groot. Indien de ouders van [belanghebbende] dermate ver uit elkaar gaan wonen, is het moeilijk om een gelijkwaardige zorgregeling in te vullen. Het zal dan lastig zijn voor [belanghebbende] om met vriendjes van school te spelen als hij bij [verweerder] verblijft. Ook als [belanghebbende] op een sportactiviteit gaat zal dat lastig zijn. Het gaat bovendien niet slechts om [verweerder] die contact wil houden met [belanghebbende] , maar ook om personen in de omgeving van [verweerder] . Zij zijn dan veel tijd kwijt aan reizen waardoor er minder tijd overblijft om samen in te vullen. Indien [belanghebbende] in [plaats 2] naar school gaat, wordt [verweerder] voor een groot deel geïsoleerd van het dagelijkse schoolleven, partijtjes en sport van [belanghebbende] . Het is voor een evenwichtige identiteitsontwikkeling van [belanghebbende] belangrijk om contact en betrokkenheid in zijn dagelijkse leven van beide ouders te ervaren. Met een verhuizing naar [plaats 2] zou dat worden bemoeilijkt.
5.6
Het hof overweegt als volgt.
Partijen zijn in juni 2019, voor de geboorte van [belanghebbende] , uit elkaar gegaan. [verzoekster] bleef in [woonplaats] wonen. [verweerder] heeft in de tussentijd op tijdelijke adressen verbleven maar woont inmiddels permanent in [woonplaats] , dicht bij [verzoekster] en [belanghebbende] . [belanghebbende] verblijft op dit moment elke woensdag van 08:00 tot 18:00 uur en om het weekend van zaterdag 10:00 uur tot zondag 17:00 uur bij [verweerder] . De ouders worden begeleid door het OKT en staan op de wachtlijst voor Ouderschap Blijft. [verweerder] werkt in [plaats 3] . [verzoekster] werkt, sinds kort, in [plaats 4] .
5.7
Het belang van [verzoekster] bij een verhuizing naar [plaats 2] is daarin gelegen dat zij haar leven naar eigen inzicht kan inrichten op een plek waar zij haar familie en vrienden om zich heen heeft, die haar kunnen ondersteunen in de opvoeding van [belanghebbende] , mocht dat nodig zijn. [verzoekster] ondervindt psychische klachten en heeft een beladen gevoel bij haar huidige woning in [woonplaats] , hetgeen voor haar een reden te meer is om te willen verhuizen.
5.8
Tegenover het belang van [verzoekster] staat het belang van [verweerder] om zijn huidige rol in het leven van [belanghebbende] te behouden. Een verhuizing van [verzoekster] met [belanghebbende] naar [plaats 2] betekent een grotere reisafstand. Het risico dat zijn contact met [belanghebbende] zal verminderen wanneer [belanghebbende] ouder wordt en naar school gaat, is reëel. [verweerder] is bij een verhuizing van [belanghebbende] naar [plaats 2] minder in staat om betrokken te zijn in en bij het dagelijkse leven van [belanghebbende] , terwijl – zoals ook de raad heeft verklaard- die betrokkenheid wel in het belang van [belanghebbende] is. Een eventuele uitbreiding van de zorgregeling zal in dat geval ook lastiger zijn.
5.9
Dat neemt niet weg dat de belangen van [belanghebbende] en [verweerder] wellicht zouden moeten wijken voor het belang van [verzoekster] , indien het hof tot de conclusie komt dat een verhuizing van [verzoekster] met [belanghebbende] naar [plaats 2] noodzakelijk is. Daarvan is naar het oordeel van het hof echter onvoldoende gebleken. [verzoekster] heeft weliswaar sinds kort een nieuwe baan in [plaats 4] maar dit maakt niet dat zij genoodzaakt is om naar [plaats 2] te verhuizen. Ook de onenigheid met de buren, die door [verweerder] wordt betwist, is niet zodanig ernstig dat een verhuizing naar [plaats 2] daardoor noodzakelijk is. Bovendien is onvoldoende gebleken van een financiële noodzaak. [verzoekster] zou, wanneer zij een woning in [plaats 2] aankoopt die binnen haar budget valt, een gelijke woonlast hebben dan wel een hogere woonlast dan haar huidige woonlast. [verzoekster] heeft daarnaast onvoldoende onderbouwd dat zij in en om [woonplaats] geen geschikte woonplek kan vinden. Het hof begrijpt de grote wens van [verzoekster] om dichter bij haar familie in [plaats 2] te wonen, maar daar tegenover staat dat bij een grotere afstand tussen [verweerder] en [belanghebbende] (54 km volgens Google Maps, aldus de advocaat van [verzoekster] ter zitting) het contact tussen hen minder zal worden en een gelijkwaardige verdeling van de zorgtaken onmogelijk wordt. Dit zal nog meer het geval zijn wanneer [belanghebbende] naar school gaat. [belanghebbende] zal dan minder contact kunnen hebben met [verweerder] , hetgeen niet in het belang is van [belanghebbende] . De compensatie die [verzoekster] daarvoor heeft aangeboden, onder meer met videobelmomenten, maakt dit oordeel niet anders. Een grotere afstand tussen [verweerder] en [belanghebbende] is bovendien niet bevorderlijk voor de communicatie van partijen, die thans al te wensen overlaat. Het gegeven dat de ouders op dit moment met het OKT in gesprek zijn en op de wachtlijst staan voor Ouderschap Blijft is positief te noemen maar ook dit maakt het oordeel van het hof niet anders.
5.1
Alle belangen en omstandigheden in aanmerking nemende, is het hof van oordeel dat de noodzaak tot verhuizing met [belanghebbende] onvoldoende is vast komen te staan en dat tegen die achtergrond het belang van [belanghebbende] om in zijn huidige (vertrouwde) omgeving te blijven wonen alsmede het belang van [belanghebbende] en [verweerder] , waarbij [verweerder] op de huidige wijze invulling kan blijven geven aan zijn vaderrol, zwaarder wegen dan het belang van [verzoekster] bij verhuizing met [belanghebbende] naar [plaats 2] . Het hof zal het verzoek tot vervangende toestemming dan ook afwijzen en de bestreden beschikking in zoverre bekrachtigen.
De hoofdverblijfplaats en de zorgregeling
5.11
Aan de orde is verder de hoofdverblijfplaats van [belanghebbende] en de zorgregeling voor het geval aan [verzoekster] geen vervangende toestemming om met [belanghebbende] naar [plaats 2] te verhuizen wordt verleend.
5.12
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen onder meer een beslissing inzake een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Ook kan de rechter een beslissing over de hoofdverblijfplaats nemen.
5.13
[verweerder] is van mening dat sprake is van een wijziging van de omstandigheden op basis waarvan het hoofdverblijf van [belanghebbende] bij hem moet worden bepaald. Hij heeft inmiddels een zeer hechte band met [belanghebbende] opgebouwd. [verzoekster] informeert [verweerder] echter niet over het wel en wee van [belanghebbende] . In de maand december heeft [verweerder] [belanghebbende] bijna niet gezien omdat hij ziek was. [verweerder] hoorde pas na vier dagen wat er aan de hand was. Omdat [belanghebbende] bij [verzoekster] woont ontvangt zij alle informatie en zij informeert [verweerder] vervolgens niet. Als het hoofdverblijf van [belanghebbende] bij [verweerder] wordt bepaald, is [verweerder] wel bereid [verzoekster] te informeren over [belanghebbende] .
Daarnaast is bij [verzoekster] sprake van medische omstandigheden en stelt zij dat zij daarom steun nodig heeft van haar netwerk. [verweerder] wil deze zorg heel graag op zich nemen en heeft geen medisch beletsel om voor [belanghebbende] te zorgen. Als het hoofdverblijf van [belanghebbende] bij [verweerder] wordt bepaald kan hij de praktische zaken regelen.
Met betrekking tot de door de rechtbank bepaalde zorgregeling stelt [verweerder] zich op het standpunt dat onduidelijk is waarom een regeling waarbij de ouders evenveel zorg uitoefenen, niet het meest in het belang van [belanghebbende] is. [verweerder] en [verzoekster] hebben evenveel mogelijkheden om de zorg voor [belanghebbende] op zich te nemen. [verweerder] wil meer zijn dan een weekendvader. De huidige beperkte regeling houdt in dat [verweerder] [belanghebbende] een keer doordeweeks ziet en om het weekend. De door [verzoekster] verzochte wijziging in de zorgregeling, inhoudende dat [belanghebbende] op woensdag in plaats van dinsdag bij [verweerder] verblijft, is akkoord. Partijen hebben dit onderling geruild.
Ter zitting in hoger beroep heeft [verweerder] aanvullend verklaard dat [belanghebbende] bij hem thuis geen last heeft van slaapproblemen. Ook op het kinderdagverblijf slaapt [belanghebbende] prima. [belanghebbende] vindt het tijdens de overdracht lastig om afscheid te nemen van [verzoekster] maar dat heeft [belanghebbende] ook bij [verweerder] . De overdracht duurt soms te lang waardoor [belanghebbende] het nog moeilijker heeft. [verweerder] had ook om wijziging van de hoofdverblijfplaats verzocht als [verzoekster] geen procedure was gestart om vervangende toestemming voor de verhuizing te krijgen. [verweerder] is sinds de geboorte van [belanghebbende] via procedures bezig om een goede zorgregeling te krijgen. [verweerder] streeft naar gelijkwaardig ouderschap waarbij hij ook de mogelijkheid krijgt om [belanghebbende] op te halen van de kinderopvang en het avondritueel uit te voeren. Als het hoofdverblijf van [belanghebbende] bij [verweerder] zou worden bepaald dan zorgt [verweerder] ervoor dat [verzoekster] [belanghebbende] voldoende ziet, aldus [verweerder] .
5.14
[verzoekster] stelt zich ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van [belanghebbende] op het standpunt dat [verweerder] dit slechts heeft verzocht als reactie op haar verzoek voor verhuizing naar [plaats 2] . [belanghebbende] verblijft slechts één nacht per twee weken bij [verweerder] en is volledig gewend bij [verzoekster] . Een wijziging van de hoofdverblijfplaats is volgens haar dan ook niet aan de orde.
Wat betreft de zorgregeling is [verzoekster] van mening dat opnieuw een wijziging van de zorgregeling niet aansluit op de behoeftes van [belanghebbende] . [belanghebbende] kampt met slaapproblematiek. [verweerder] houdt geen rekening met de signalen die [belanghebbende] geeft. De overdrachten verlopen stressvol omdat [belanghebbende] niet mee wil met [verweerder] . [belanghebbende] laat met zijn signalen zien dat zijn behoefte op dit moment niet ligt bij verdere uitbreiding of wijziging van de zorgregeling. Een gelijke verdeling van de zorgtaken is niet in zijn belang. [verzoekster] is het met [verweerder] eens dat [belanghebbende] en [verweerder] elkaar vaker moeten zien, mits de problematiek van [belanghebbende] hieraan niet in de weg staat. De communicatie met [verweerder] verloopt ook niet altijd goed. Vanaf april 2021 is [belanghebbende] een aantal keer ziek geweest waardoor dit een enkele keer ook invloed heeft gehad op de zorgregeling. Hieraan kon [verzoekster] niets doen.
Ter zitting in hoger beroep heeft [verzoekster] aanvullend verklaard dat [belanghebbende] oververmoeid terug komt als hij bij [verweerder] is geweest. Daarnaast is [belanghebbende] dan boos en gefrustreerd. De oorzaak ligt mogelijk in de vele wijzigingen in de zorgregeling sinds zijn geboorte. [belanghebbende] heeft daardoor nooit de kans om te wennen aan een zorgregeling, aldus [verzoekster] .
5.15
De raad heeft ter zitting in hoger beroep een raadsonderzoek met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van [belanghebbende] aangeboden en daarbij het volgende verklaard. Het zou onverantwoord zijn om zonder nader onderzoek te adviseren. De zorgregeling kan daar dan ook in worden meegenomen. De zorgregeling dient in ieder geval niet te worden beperkt. Als [belanghebbende] ziek is, is dat geen reden om [belanghebbende] niet bij [verweerder] te laten verblijven. [verweerder] kan namelijk ook voor [belanghebbende] zorgen als hij ziek is. Het is dan wel belangrijk dat partijen hierover communiceren. Het is van belang dat de zorgregeling goed wordt nagekomen, aldus de raad.
5.16
Ten aanzien van het hoofdverblijf overweegt het hof als volgt. Het hoofdverblijf van [belanghebbende] is nooit formeel/juridisch vastgelegd, maar [belanghebbende] verblijft sinds zijn geboorte bij [verzoekster] . Het hof is, net als de rechtbank, van oordeel dat er geen sprake is van gewijzigde omstandigheden die maken dat het hoofdverblijf van [belanghebbende] bij [verweerder] moet worden bepaald. De argumenten die [verweerder] naar voren heeft gebracht, zien voor het merendeel op de moeizame communicatie tussen partijen. Het is in het belang van [belanghebbende] dat partijen hieraan gaan werken, maar dit maakt niet dat het in zijn belang is om zijn hoofdverblijfplaats te wijzen. Ook heeft [verweerder] onvoldoende onderbouwd dat [belanghebbende] bij [verzoekster] geen stabiele thuissituatie heeft, of is dit anderszins gebleken. Onder deze omstandigheden ziet het hof ook geen aanleiding om een onderzoek door de raad te gelasten.
5.17
Het hof ziet evenmin aanleiding de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling te wijzigen, met daarbij de kanttekening dat partijen in onderling overleg hebben bepaald dat [belanghebbende] op woensdag in plaats van op dinsdag bij [verweerder] verblijft. De zorgregeling is in het korte leven van [belanghebbende] al vaak gewijzigd en het is belangrijk dat continuïteit bestaat in de zorgregeling. Het hof zal de door de rechtbank bepaalde regeling daarom in stand laten met dien verstande dat zal worden bepaald dat [belanghebbende] niet op dinsdag maar op woensdag bij [verweerder] zal verblijven.
Het hof kan zich voorstellen dat [verweerder] , voor een vakantie, een aantal dagen weg zou willen met [belanghebbende] . Het hof acht het nog te vroeg om hiervoor een regeling vast te stellen. Wel raadt het hof partijen aan om hierover overleg te voeren, al dan niet onder begeleiding van het OKT of Ouderschap blijft.
5.18
Hetgeen hiervoor is overwogen betekent dat het hof het verzoek van [verzoekster] ten aanzien van de zorgregeling zal toewijzen. De primaire verzoeken van [verweerder] zullen worden afgewezen evenals zijn subsidiaire, meer subsidiaire en uiterst subsidiaire verzoeken. [verweerder] heeft geen belang bij zijn verzoek [verzoekster] te verbieden om zonder toestemming van [verweerder] te verhuizen met [belanghebbende] . Hij is immers samen met [verzoekster] belast met het ouderlijk gezag over [belanghebbende] , wat maakt dat [verzoekster] toestemming zal moeten vragen aan [verweerder] voor een voorgenomen verhuizing.
5.19
[verweerder] verzoekt [verzoekster] te veroordelen in de kosten van beide instanties. Het hof ziet hier onvoldoende aanleiding toe. Het hof zal het verzoek van [verweerder] dan ook afwijzen en bepalen dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
5.2
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover het de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreft en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat [belanghebbende] bij [verweerder] verblijft:
  • iedere woensdag van 08:00 uur tot 18:00 uur, waarbij [verweerder] het avondeten voor [belanghebbende] verzorgt;
  • één weekend per veertien dagen van zaterdag 10:00 uur tot zondag 17:00 uur;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.E. Buitendijk, mr. M.C. Schenkeveld en mr. J.W. Brunt, in tegenwoordigheid van mr. S.G. Risseeuw als griffier en is op 9 augustus 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.