Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
hij op of omstreeks 15 juli 2012 te Bussum en/of Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
hij op of omstreeks 25 juli 2011 te Bussum en/of Apeldoorn, althans in Nederland, opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (digitale) aangifte voor de Inkomstenbelasting/Premie volksverzekeringen over het jaar 2009
[BV7] ., voorheen [BV6] , in of omstreeks de periode van
[BV8] in of omstreeks de periode van 1 juni 2008 tot en met 24 juli 2008 te Amsterdam en/of Bussum en/of Rijnsburg en/of Hilversum, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met [BV6] en/of (een) ander(en), althans alleen,
hij op of omstreeks 24 februari 2014 te Bussum en/of Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene (digitale) aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
[BV11] in of omstreeks de periode van 1 februari 2015 tot en met 18 februari 2016 te Bussum en/of Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene (digitale) aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
Vonnis waarvan beroep
Inleiding
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1
als zodanig, voor zover dat bezwaarschrift ertoe strekt het bedrag van de aanslag tot een bepaald bedrag te verminderen, in het maatschappelijk verkeer niet een zodanige betekenis voor het bewijs van de inhoud ervan pleegt te worden toegekend dat daaraan een bewijsbestemming in de zin van artikel 225 Sr toekomt. In de door de Hoge Raad besliste zaak ging het om een bezwaarschrift waarin voor de motivering was verwezen naar het daarbij gevoegde aangiftebiljet. Daarin werden dus kennelijk (mede) de gronden tot uitdrukking gebracht waarop het bezwaar steunde en een ingenomen standpunt in een geschil heeft in het maatschappelijk verkeer geen bewijsbestemming.
feiten 3 en 4) en zou toegepast worden op het object [pand3] in relatie tot [BV11] (
feiten 5 en 6).” [26]
Ten aanzien van feit 2
- [BV2] zal voor de overdracht van de aandelen [BV1] de vergoeding van € 750.000,00 ten behoeve van [BV4] overmaken naar de derdenrekening van een notaris en garandeert dat deze vergoeding uitsluitend en alleen ten gunste van [BV4] in depot staat, in afwachting van te stellen zekerheden door [BV4] ;
- [BV4] zal ten behoeve van [BV2] zekerheden stellen die dienen voor het geval [BV2] aansprakelijk wordt gesteld door crediteuren van [BV1] waaronder de Belastingdienst;
- na een gestelde zekerheid zal de vergoeding ten gunste van [BV4] worden uitgekeerd op een door [BV4] aan te geven wijze.
- de Belastingdienst is misleid door de schijn op te houden dat [BV1] voldaan had aan haar vervangingsverplichting voordat de aandelen [BV1] werden verkocht;
- de voormalige aandeelhouder van [BV1] (het hof merkt op dat [getuige 1] in gelijkluidende zin heeft verklaard
- de nieuwe aandeelhouder, [BV4] , dit geld kon gebruiken voor financiering van nieuw te kopen onroerend goed;
- niet [BV1] (het hof begrijpt: [BV4] ), maar [Stichting1] het geld heeft gebruikt voor de aanschaf van het pand [adres woning] in Bussum;
- hij pas vrij kan beschikken over het geld als de aanslag Vpb over 2009 van [BV1] definitief is omdat dan de ten gunste van de oud-aandeelhouder gevestigde hypothecaire zekerheid zal worden doorgehaald;
- hij dan € 750.000,00 zou hebben verdiend.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4
Ten aanzien van feit 5
Ten aanzien van feit 6
Bewezenverklaring
hij op 15 juli 2012 te Bussum
hij op 25 juli 2011 te Bussum, opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een digitale aangifte voor de Inkomstenbelasting/Premie volksverzekeringen over het jaar 2009
[BV7] ., voorheen [BV6] , in de periode van
[BV8] in de periode van 1 juni 2008 tot en met 24 juli 2008 in Nederland
hij op 24 februari 2014 te Bussum, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene digitale aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
[BV11] in de periode van 1 februari 2015 tot en met 19 september 2015 te Bussum, opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene digitale aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straffen
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
21 (eenentwintig) maanden.
5 (vijf) jaren.