ECLI:NL:GHAMS:2022:2270

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
23-001349-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van de verdachte wegens buitenproportioneel politieoptreden tijdens aanhouding

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in Rotterdam. De verdachte was aangeklaagd voor wederspannigheid, omdat hij zich op 6 april 2019 te Rotterdam met geweld had verzet tegen de aanhouding door politieambtenaren. Tijdens de aanhouding werd de verdachte door een politiehond gebeten, wat leidde tot meerdere verwondingen. Het hof heeft vastgesteld dat de verbalisanten niet handelden in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, omdat het geweld dat zij gebruikten buitenproportioneel was. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte schuldig zou worden verklaard, maar het hof oordeelde dat de noodzaak voor het inzetten van geweld niet voldoende was aangetoond. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, en de vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze vorderingen bij de burgerlijke rechter aan te brengen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001349-21
datum uitspraak: 20 april 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Den Haag, nevenzittingsplaats Amsterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 12 juli 2019 in de strafzaak onder parketnummer 10-081231-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1986,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 april 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw van de verdachte naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 6 april 2019 te Rotterdam, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [benadeelde 1], hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam en/of [benadeelde 2], hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, te weten aanhouding van verdachte bestond, door met kracht zijn armen weg te trekken en/of zijn lichaam in tegenovergestelde richting te bewegen dan dat de verbalisanten zijn armen trachten te bewegen, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten bloedende verwoningen aan de vingers en/of handen en/of elleboog bij die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] ten gevolge heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard aan de tenlastegelegde gedraging. De advocaat-generaal heeft – kort samengevat- daartoe het volgende aangevoerd. Hij heeft een, in zijn eigen woorden, kunstmatig onderscheid gemaakt tussen de handelingen van de verbalisanten enerzijds en de handelingen van de hondengeleider anderzijds. Het aanvankelijke verzet van de verdachte was gericht tegen het rechtmatige politieoptreden van de verbalisanten. Na de inzet van de politiehond, waarbij de verdachte fors letsel heeft opgelopen, heeft het politieoptreden een disproportioneel karakter gekregen, hetgeen volgens de advocaat-generaal moet leiden tot schuldig verklaring zonder oplegging van straf of maatregel.
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is algehele vrijspraak bepleit. Daartoe is -kort samengevat- aangevoerd dat de verdachte ontkent zich met geweld te hebben verzet. Hij heeft weliswaar niet meegewerkt, maar dat wil niet zeggen dat hij middels gebruikmaking van geweld actief heeft tegengewerkt. Daarnaast is door de verbalisanten buitenproportioneel geweld gebruikt tijdens de aanhouding waardoor de verbalisanten niet meer handelden in de rechtmatige uitoefening van hun bediening.
Oordeel van het hof
Op basis van de inhoud van het dossier stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 6 april 2019 kregen verbalisanten [benadeelde 1] en [benadeelde 2] omstreeks 01:51 uur een melding van een inbraak in een kelderbox. Verbalisanten kwamen om 01:56 uur ter plaatse en zagen daar de melder [melder] staan. Melder woonde daar nog maar zeer kort en wist op dat moment nog niet dat de kelderbox een gedeelde ruimte was en dat de man zijn buurman bleek te zijn. De melder wees naar een blauwe deur en zei: “Daar is hij. Hij heeft in mijn kelderbox ingebroken. Hij doet nu de deur dicht.” De man, die later bleek de verdachte te zijn, schrok. Verbalisanten zagen toen dat de blauwe deur dichtging. Zij maakten zich kenbaar als politie en riepen dat de deur geopend moest worden. Toen dit niet gebeurde trapte verbalisant [benadeelde 1] de deur open. Achter de deur stond de verdachte. Verbalisant [benadeelde 1] trok de verdachte naar buiten. De verbalisanten plaatsten de verdachte buiten de kelderbox met de rug naar hen toegekeerd tegen de muur. Tot dat moment werkte de verdachte volgens verbalisant [benadeelde 1] nog redelijk mee. De verdachte vroeg waarom hij werd aangehouden en werkte niet mee aan zijn aanhouding, waarop de verbalisanten hem sommeerden mee te werken. Toen de verbalisanten hem handboeien om wilden doen trok de verdachte zijn armen weg. De verbalisanten raakten met de verdachte in gevecht. De hondengeleider die erbij stond zette zijn diensthond in. De verdachte werd door de diensthond in zijn been gebeten en liep daarbij meerdere wonden aan zijn been op. Ook liep de verdachte bij de aanhouding een wond aan zijn hoofd op. De verbalisanten hadden meerdere kleine wondjes aan hun handen.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de vraag of een politieambtenaar werkzaam is in de rechtmatige uitoefening van de bediening heeft als uitgangspunt te gelden, dat de politieambtenaar die uitvoeringshandelingen verricht in het kader van de aanhouding van een verdachte werkzaam is in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening als bedoeld in artikel 180 van het Wetboek van Strafrecht. Bij de beoordeling of zich omstandigheden voordoen die tot het oordeel leiden dat de uitoefening van de bediening niet rechtmatig is, kan de strafrechter de noodzaak en proportionaliteit van het desbetreffende overheidsoptreden betrekken (HR 7 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2919).
Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof het optreden van de politie, inclusief dat van de hondengeleider, bij de aanhouding van de verdachte als één geheel, gelet op de zeer snelle opeenvolging van handelingen. Zo heeft getuige [melder] verklaard dat de politie de deur open trapte en er voordat hij het wist een erge bloedpartij was en de hond de verdachte ‘goed’ had gebeten. De door de verbalisanten verrichte uitvoeringshandelingen ter aanhouding van de verdachte hebben plaatsgevonden op een moment dat sprake was van een redelijk vermoeden van schuld ter zake van het plegen van een inbraak. Verbalisanten hadden een melding van een inbraak in een kelderbox ontvangen vanuit de meldkamer en eenmaal ter plaatse gekomen zagen zij dat de deur van de kelderbox dicht ging. Nadat de deur was open getrapt zagen zij dat er een persoon in de kelderbox aanwezig was, die zij redelijkerwijs konden aanmerken als de verdachte van een inbraak. Dat de verdachte zich in zijn eigen (gedeelde) kelderbox bevond, was de verbalisanten op dat moment nog niet duidelijk. De verbalisanten hebben in het proces-verbaal van bevindingen summier gerelateerd over het gebruikte politiegeweld en de inzet van de politiehond. Uit de verklaring van de verdachte blijkt dat hij onder meer op zijn hoofd is geslagen door één van de verbalisanten, wat niet met zoveel woorden door de verbalisanten is gerelateerd. Zijn verklaring vindt evenwel steun in het bij hem aangetroffen hoofdletsel. Uit het proces-verbaal blijkt ook niet dat de verdachte voordat de politiehond werd ingezet daarvoor is gewaarschuwd, noch dat de aanhoudende verbalisanten aan de hondengeleider hebben aangegeven dat die inzet noodzakelijk was. Ook overigens is het hof van oordeel dat onvoldoende duidelijk is geworden wat de noodzaak was voor het inzetten van de politiehond, ook aangezien de verdachte ongewapend was en de verbalisanten met zijn tweeën waren. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat sprake is geweest van buitenproportioneel geweld, waarvan de noodzakelijkheid onvoldoende uit het dossier is gebleken. Aldus kan niet worden vast gesteld dat de verbalisanten hebben gehandeld in de rechtmatige uitoefening van hun bediening. Naar het oordeel van het hof is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Den Haag, waarin zitting hadden mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, mr. S.M. Milani en mr. W.S. Ludwig, in tegenwoordigheid van mr. D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 april 2022.
mr. W.S. Ludwig is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]