ECLI:NL:GHAMS:2022:2252

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
23-002629-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanvullende bewijsoverweging en schadevergoeding in diefstalzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 september 2021. De verdachte, die gedetineerd is in P.I. Ter Apel, was in hoger beroep gegaan tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij was veroordeeld voor diefstal met braak. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met enkele aanvullingen op de bewijsoverwegingen en de beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij. Het hof heeft vastgesteld dat de diefstal plaatsvond uit een woning in Amsterdam en dat er sprake was van een specifieke modus operandi, waarbij de verdachte betrokken was bij meerdere woninginbraken in een kort tijdsbestek. Het hof heeft de bewijsmiddelen die zijn gebruikt voor de woninginbraak in een andere woning als relevant beschouwd voor de bewezenverklaring van de diefstal. De benadeelde partij had een vordering tot schadevergoeding ingediend, die in eerste aanleg gedeeltelijk was toegewezen. Het hof heeft de vordering tot materiële schade van € 2.374,00 toegewezen, maar de vordering tot immateriële schade niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. Het hof heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd en de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 33 dagen. De wettelijke rente voor de materiële schade is vastgesteld op 21 april 2020.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002629-21
datum uitspraak: 21 januari 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 september 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-155939-21 tegen
[verdachte],
volgens eigen opgave geboren te: [geboortedag],
thans gedetineerd in P.I. Ter Apel, Ter Apelervenen te Ter Apel.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 januari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde gevangenisstraf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof:
  • de bewijsoverweging van de rechtbank met betrekking tot feit 1
  • een aantal bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 en feit 2
  • een andere beslissing neemt ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde], voor zover deze betrekking heeft op de vergoeding van immateriële schade.

Aanvullende bewijsoverweging feit 1

In aanvulling op de bewijsoverweging van de rechtbank ter zake feit 1, de diefstal (met braak) uit de woning gelegen aan de [plaats delict 1] in Amsterdam overweegt het hof het volgende.
Voor de bewezenverklaring van dit feit acht het hof mede redengevend de bewijsmiddelen die zijn gebezigd voor de woninginbraak aan [plaats delict 2]. Het hof acht hierbij van belang dat de beide woninginbraken in een kort tijdbestek hebben plaatsgevonden, de woningen dicht bij elkaar gelegen zijn, en de toegang tot beide woningen heeft plaatsgevonden door het inslaan van een raam op zolder. Daarmee acht het hof deze modus operandi voldoende specifiek, en is het van oordeel dat er van mag worden uitgegaan dat de beide feiten gepleegd zijn door dezelfde dader.
Hierbij is in aanmerking genomen dat er geen aanwijzingen zijn voor het door de verdachte aangevoerde alternatieve scenario.

Bewijsmiddelen

Ten aanzien van feit 1
Bewijsmiddel 3
Het hof voegt de navolgende passage aan bewijsmiddel 3 toe:
Ik zag dat de volgende goederen waren weggenomen:
- een dameszonnebril Chanel
- een dameszonnebril Michael Kors
- drie damestassen van het merk Louis Vuitton
- een damesportemonnee van het merk Louis Vuitton.
Ten aanzien van feit 2
Bewijsmiddel 10
Het hof voegt de navolgende zin aan bewijsmiddel 10 toe:
Uit mijn voertuig is een Louis Vuitton zonnebril weggenomen ter waarde van € 430,00.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 9.569,00, bestaande uit een bedrag van € 7.069,00 aan materiële schade en een bedrag van € 2.500,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.874,00, bestaande uit een bedrag van € 2.374,00 aan materiële schade en een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Het hof overweegt als volgt.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de strafzaak moet worden aangehouden. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek brengt mee, voor zover voor de beoordeling van belang, dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien hij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Lichamelijk letsel of een aantasting in haar eer of goede naam is niet ten grondslag gelegd aan de respectievelijke vordering. Voor de toewijsbaarheid van een vordering gericht op de vergoeding van het op andere wijze in zijn persoon zijn aangetast, is uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen (vgl. HR 29 juni 2012, ELCI:NL:HR:2012:BW1519). Het hof acht aannemelijk dat de benadeelde partij last en hinder heeft ondervonden ten gevolge van het bewezenverklaarde en dat dit een grote impact op haar heeft gehad. De drempel om voor vergoeding van immateriële schade in aanmerking te komen, zonder dat daarbij – kort gezegd – is gebleken van bijvoorbeeld lichamelijk of psychisch letsel, ligt echter hoog. Het hof is in dit geval van oordeel dat de benadeelde partij onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit kan blijken dat die drempel is gehaald en dat de benadeelde schade heeft ondervonden die op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek voor vergoeding in aanmerking komt. Daarmee is de vordering voor zover het vergoeding voor immateriële schade betreft onvoldoende onderbouwd en zal het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot vergoeding van immateriële schade.
Schadevergoedingsmaatregel
Het hof zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen voor het hiervoor bepaalde schadebedrag.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het hiervoor overwogene
en met uitzondering van de beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
en
Doet opnieuw recht:
Wijst toede vordering tot schadevergoeding van
de benadeelde partij [benadeelde]ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.374,00 (tweeduizend driehonderdvierenzeventig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.374,00 (tweeduizend driehonderdvierenzeventig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 33 (drieëndertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 21 april 2020.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. D. Abels, in tegenwoordigheid van mr. D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 januari 2022.
mr. D. Abels is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]