ECLI:NL:GHAMS:2022:2250

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
23-001414-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep van mishandeling met onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 juli 2020. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor mishandeling in twee gevoegde strafzaken, aangeduid als zaak A en zaak B. In hoger beroep heeft de verdachte hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Tijdens de zitting op 7 januari 2022 heeft de raadsman van de verdachte bevestigd dat de zaak A niet langer voorligt, waardoor het hof geen oordeel heeft kunnen vellen over deze zaak. Het hof heeft zich vervolgens geconcentreerd op de zaak B, waarin de verdachte werd beschuldigd van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan zijn levensgezel op 26 oktober 2019. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangeefster inconsistent waren en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. Daarom heeft het hof de verdachte in zaak B vrijgesproken. Wat betreft de straf in zaak A heeft het hof de gevangenisstraf vastgesteld op 14 weken, met aftrek van voorarrest, voor de bewezenverklaarde misdrijven van belaging en het opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd voor zover deze aan het oordeel van het hof was onderworpen en heeft opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001414-20
datum uitspraak: 21 januari 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 juli 2020 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-241726-19 (zaak A) en 13-257955-19 (zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 januari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Omvang van het hoger beroep

De verdachte is bij het hierboven genoemde vonnis van 1 juli 2020 voor het in de zaak met parketnummer 13-241726-19 (zaak A) bewezenverklaarde en het in de zaak met parketnummer en 13-257955-19 (zaak B) bewezenverklaarde veroordeeld.
De (voormalig) raadsman van de verdachte en de verdachte hebben op 1 juli 2020 bij twee afzonderlijke aktes hoger beroep ingesteld tegen onderscheidenlijk zaak A en zaak B.
Op 7 januari 2022 is bij het hof een akte tot intrekking van het hoger beroep in zaak A binnengekomen. De raadsman heeft ter terechtzitting bevestigd dat die zaak in appel niet langer voorligt. Het voorgaande betekent dat het hof geen oordeel toekomt met betrekking tot de beslissingen in zaak A. Met betrekking tot de straf ten aanzien van het door de rechtbank onder A bewezenverklaarde zal het hof toepassing geven aan artikel 423, vierde lid, Sv.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep aan de orde, tenlastegelegd dat:
Zaak B :
1.
primair
hij op of omstreeks 26 oktober 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (zijn, verdachtes, levensgezel) [levensgezel] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- voornoemde [levensgezel] naar achteren heeft geduwd (waardoor ze bijna haar evenwicht verloor) en/of
- voornoemde [levensgezel] tegen de buik, althans tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of
- voornoemde [levensgezel] meermalen, althans eenmaal (met gebalde vuist) tegen het oog, althans tegen het gezicht heeft gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 26 oktober 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, zijn levensgezel, [levensgezel], heeft mishandeld door
- voornoemde [levensgezel] naar achteren te duwen (waardoor ze bijna haar evenwicht verloor) en/of
- voornoemde [levensgezel] tegen de buik, althans tegen het lichaam te trappen en/of te schoppen en/of
- voornoemde [levensgezel] meermalen, althans eenmaal (met gebalde vuist) tegen het oog, althans tegen het gezicht te stompen en/of te slaan;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak zaak B

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in de zaak B primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Naar het oordeel van het hof bevat de inhoud van het dossier en hetgeen overigens ter terechtzitting naar voren is gebracht onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen wat er zich op de desbetreffende dag precies heeft afgespeeld tussen de aangeefster en de verdachte. De aangeefster is in hoger beroep nog gehoord door de raadsheer-commissaris en heeft wisselend verklaard ten aanzien van de handelingen die de verdachte jegens haar zou hebben gepleegd. Gelet op het voorgaande is het hof niet tot de overtuiging gekomen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.

Oplegging van straf in zaak A

Nu het hoger beroep is gericht tegen het in zaak B tenlastegelegde zal het hof overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid van artikel 423 van het Wetboek van Strafvordering eerst de straf bepalen ten aanzien van de door de rechtbank in zaak A bewezenverklaarde misdrijven.
Het onder A bewezenverklaarde betreft, kort gezegd, belaging en het opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing.
Het hof zal de straf bepalen op een gevangenisstraf voor de duur van 14 weken met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het wetboek van Strafrecht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Bij de op te leggen straf is acht geslagen op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak B primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor het in zaak A bewezenverklaarde op:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. D. Radder en mr. D. Abels, in tegenwoordigheid van mr. D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 januari 2022.
mr. D. Abels is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
.