ECLI:NL:GHAMS:2022:2249
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na intrekking
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 28 september 2021 was gewezen. De verdachte, die gedetineerd was, had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 7 januari 2022 heeft de raadsvrouw van de verdachte aangegeven dat de verdachte zijn hoger beroep wenste in te trekken. Het hof heeft echter vastgesteld dat intrekking van het hoger beroep niet meer mogelijk was, omdat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep al was aangevangen op 16 november 2021. Het hof concludeert dat de verdachte zijn oorspronkelijke bezwaren tegen het vonnis niet langer wenst te handhaven. Gezien het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het ingestelde hoger beroep. De beslissing van het hof is genomen in aanwezigheid van de advocaat-generaal, die ook geen belang heeft gezien bij verder onderzoek van de zaak. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 januari 2022, waarbij mr. D. Abels niet in staat was om het arrest mede te ondertekenen.