ECLI:NL:GHAMS:2022:2231
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep in ontnemingszaak
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 augustus 2021. De betrokkene was in eerste aanleg veroordeeld tot betaling van € 125.047,13 aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, na een veroordeling voor oplichting. Het openbaar ministerie had deze vordering ingediend op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 14 juli 2022 heeft de advocaat-generaal de niet-ontvankelijkheid van de betrokkene in haar hoger beroep gevorderd. De raadsman van de betrokkene heeft op 12 juli 2022 per e-mail meegedeeld dat de betrokkene haar bezwaren tegen het vonnis niet langer handhaaft en verzocht om niet-ontvankelijkheid. Het hof heeft vastgesteld dat er geen rechtens te respecteren belang is dat gediend is met verder onderzoek naar de zaak.
Gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 juli 2022.