In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 juli 2022 een herstelarrest gewezen in een hoger beroep dat eerder was ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De betrokkene was op 12 juli 2022 niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, omdat hij en zijn raadsvrouw niet ter terechtzitting waren verschenen en er geen schriftelijke grieven waren ingediend. De raadsvrouw, mr. M.J.R. Roethof, had echter op 12 juli 2022 om 12:12 uur een e-mail gestuurd waarin zij aangaf alsnog gemachtigd te zijn om de verdediging te voeren en haar grieven en onderzoekswensen uiteenzette. Deze e-mail was echter niet op tijd ontvangen door het hof, wat leidde tot de onterechte niet-ontvankelijkheid van de betrokkene.
Na een verzoek van de raadsvrouw om het onderzoek te heropenen, heeft de advocaat-generaal ingestemd met dit verzoek. Het hof heeft vastgesteld dat de eerdere beslissing om de betrokkene niet-ontvankelijk te verklaren onjuist was, gezien de omstandigheden en de communicatie van de raadsvrouw. Het hof heeft besloten het onderzoek te heropenen en de betrokkene op te roepen voor een regiezitting op 13 oktober 2022. De verdediging is verzocht om uiterlijk 20 augustus 2022 een conclusie in te dienen met de redenen voor het hoger beroep en de onderzoekswensen, waarna de advocaat-generaal de gelegenheid krijgt om hierop te reageren.
Dit arrest is uitgesproken in de openbare terechtzitting van het Gerechtshof Amsterdam, waarbij de meervoudige strafkamer heeft geoordeeld dat de eerdere niet-ontvankelijkheid van de betrokkene hersteld moet worden. De zaak zal verder worden behandeld in de rolzitting van 13 oktober 2022, waarbij de betrokkene en zijn raadsvrouw opnieuw zullen worden betrokken.