ECLI:NL:GHAMS:2022:2222

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
23-001456-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep in ontnemingszaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De betrokkene, die eerder was veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie en valsheid in geschrift, had hoger beroep ingesteld tegen de verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het openbaar ministerie had in eerste aanleg gevorderd dat de betrokkene een bedrag van € 473.699,19 zou betalen. De rechtbank had eerder al een bedrag van € 97.847,92 opgelegd aan de betrokkene. Tijdens de zitting in hoger beroep op 12 juli 2022 heeft het hof vastgesteld dat de betrokkene geen schriftelijke grieven had ingediend en ook geen mondelinge bezwaren had opgegeven. Hierdoor was er geen rechtens te respecteren belang dat een verder onderzoek rechtvaardigde. Het hof heeft daarom de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, conform artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 juli 2022.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001456-19
datum uitspraak: 12 juli 2022
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 april 2019 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 13-710056-12 tegen de betrokkene:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum],
adres: [adres]

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 473.699,19.
De betrokkene is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 januari 2017 veroordeeld ter zake van
-kort gezegd- deelname aan een criminele organisatie en valsheid in geschrift.
Voorts heeft de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 3 april 2019 de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 97.847,92 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Tegen beide vonnissen is namens de betrokkene hoger beroep ingesteld.
De betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 25 februari 2021 veroordeeld ter zake van -kort gezegd- medeplegen van witwassen en valsheid in geschrift.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 juli 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot de niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het hoger beroep.

Ontvankelijkheid van de betrokkene in het hoger beroep

Door of namens de betrokkene is geen schriftuur houdende grieven ingediend. Evenmin zijn mondeling bezwaren tegen het vonnis opgegeven. Ook overigens is niet gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek van de zaak. Om die reden zal de betrokkene niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.

BESLISSING

Het hof verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. R.D. van Heffen en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. S. Geensen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 juli 2022.
mr. B.A.A. Postma is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.