ECLI:NL:GHAMS:2022:2222
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep in ontnemingszaak
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De betrokkene, die eerder was veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie en valsheid in geschrift, had hoger beroep ingesteld tegen de verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het openbaar ministerie had in eerste aanleg gevorderd dat de betrokkene een bedrag van € 473.699,19 zou betalen. De rechtbank had eerder al een bedrag van € 97.847,92 opgelegd aan de betrokkene. Tijdens de zitting in hoger beroep op 12 juli 2022 heeft het hof vastgesteld dat de betrokkene geen schriftelijke grieven had ingediend en ook geen mondelinge bezwaren had opgegeven. Hierdoor was er geen rechtens te respecteren belang dat een verder onderzoek rechtvaardigde. Het hof heeft daarom de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, conform artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 juli 2022.