Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
[geïntimeerde 4] , [geïntimeerde 5] en [geïntimeerde 6][ [geïntimeerde 6] , hof]
als bestuurders te ontslaan en afgifte van alle bescheiden en bezittingen van de stichting: bankpassen en inlogscanner, bedrijfskleding en sleutels, inloggegevens website en multimedia;
Afgifte van de bescheiden, betreffende bankafschriften in de periode waarin [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] bestuurder is geweest, en waarin subsidies zijn uitgekeerd en uitgegeven, op straffe van een dwangsom van 250 euro per dag met een maximum van € 25.000,00.
Onder veroordeling van [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] in de proceskosten.
het verzoek van [appellante] blijkens sub III van de beschikking om [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] als bestuurders te ontslaan af te wijzen;
voorwaardelijk (want alleen indien en voor zover uw Hof het primair sub a. verzochte zal toewijzen): het verzoek van [appellante] blijkens sub IV van de beschikking om [appellante] te benoemen als bestuurder van de Stichting af te wijzen;
net als [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] worden ontslagen als bestuurders met terugwerkende kracht.
3.Feiten
De bestuurders ontvangen geen beloning voor hun werkzaamheden.
2. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van alles betreffende de werkzaamheden van de stichting, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat daaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend.
3. Het bestuur is verplicht jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de balans en de staat van baten en lasten van de stichting te maken, op papier te stellen en vast te stellen.
3. (…) hetis]
onmogelijk om uitspraken te doen over of alles volgens de gangbare regels heeft plaatsgevonden. Controle op ontvangen subsidies, bestedingen en (terug)betalingen is niet mogelijk geweest. Er is geen administratie van een huishoudpot overlegd.
4.Beoordeling
grieven 2, 3, 4, en 6in het incidentele hoger beroep bespreken. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. De grieven betreffen het ontslag van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] als bestuurders van de stichting. De voormalig bestuurders voeren aan dat de rechtbank ten onrechte het ontslagverzoek van [appellante] heeft toegewezen en dat in elk geval de gevolgen van dat ontslag voor [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] disproportioneel zijn, zodat het bestuursverbod moet worden opgeheven. De voormalig bestuurders hebben hun betoog als volgt toegelicht. De betalingen van ieder € 1.200,- die [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben ontvangen, waren proportioneel en zagen op de onkosten die zij in de uitoefening van hun bestuurderschap hebben gemaakt en materieel gaat het om een laag bedrag, in absolute zin. [appellante] zelf ontving een hoger bedrag krachtens de stagevergoeding die voor haar gold en anders dan bij [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] stonden daar geen andere werkzaamheden tegenover. Bovendien heeft de rechtbank ten onrechte aangenomen dat de onkostenvergoeding alleen op 2017 zag. De uitkering had betrekking op een periode van vier jaar.
grief 1(“ [appellante] heeft wel inzicht gekregen in de bankafschriften”), hun incidentele
grief 5(“de betaling van € 4.500,- komt de Stichting ten goede”) en hun incidentele
grief 7(“benoeming van de kascommissie is gedaan na ontslag van [appellante] ”). Zelfs als het hof deze grieven geheel of gedeeltelijk gegrond zou bevinden, laat dat de onrechtmatigheid van de betaling aan [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] , en daarmee de grond voor ontslag, onverlet. De bestreden beschikking zal ten aanzien van het ontslag van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] dus worden bekrachtigd.
grief 8van de voormalig bestuurders (“benoeming van [appellante] is onjuist”). Deze grief is immers ingesteld onder de voorwaarde dat het hof het ontslagverzoek van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] alsnog zou afwijzen en deze voorwaarde is niet vervuld. Onbesproken kan daarom blijven wat de consequenties zouden moeten zijn voor [appellante] van de (enige) opmerking in het namens haar ingediende V8-formulier: