3.4Als gezegd heeft [appellant] bij akte de gronden van de eisen aangevuld. Een en ander heeft in de kern betrekking op de eerste grief. In die akte voert hij aan dat het hof Amsterdam in de bodemzaak op 15 maart 2022 heeft geoordeeld dat de gemeente de onderhandelingen tussen haar en [appellant] onrechtmatig heeft afgebroken en dat de gemeente de daardoor veroorzaakte schade moet vergoeden. Volgens hem is dit een nieuw feit dat in deze zaak van belang is. In elk geval vormt dit arrest een extra grondslag voor de schorsing van de executie en afwijzing van de vorderingen van de gemeente nu de gemeente zelf de door haar gevorderde schade had kunnen en behoren te voorkomen door haar onrechtmatig handelen na te laten. Bovendien gaat het hier om een geschil tussen een overheidsorgaan en een burger en behoeft die laatste juist rechtsbescherming en een kritische blik op het handelen van de eerste. De gemeente had de ontruiming moeten nalaten. De schade van de gemeente moet daarom voor haar eigen rekening komen. Reden temeer om de executie te schorsen is dat de schade daarvan onmeetbaar is. [appellant] had een koper gevonden die een samengestelde selectie, waaronder de Ceramic Towers, voor 1,2 miljoen euro wilde kopen. De Ceramic Towers bleek echter beschadigd waardoor de koop niet doorging. Door de veiling wordt [appellant] ’s levenswerk vernietigd en zal hem blijvend de mogelijkheid worden ontnomen om in zijn levensonderhoud te voorzien. Zijn kunst geniet nog steeds grote belangstelling. Wanneer hij zijn kunst terug krijgt zal hij daarmee ook zijn leven terugkrijgen. De veilingverkoop zal desastreuze en onomkeerbare gevolgen hebben.
3.5.1Verder licht [appellant] de diverse onderwerpen als volgt toe.
Ad b. De oorspronkelijke vordering ter zake van de nutskosten bedroeg € 19.519,71 en de acties die de gemeente na dat ontruimingsarrest heeft genomen zijn daarmee niet in verhouding. De gemeente had een paar kunstwerken in beslag kunnen nemen en daarmee de vordering kunnen voldoen. De kostenpost van nu is disproportioneel. Bovendien staat gezien artikel 6:101 BW niet vast welk bedrag van welke vordering aan de gemeente toekomt en welke kosten zij zelf moet dragen. De verkoop mag niet plaatsvinden zonder dat [appellant] daarbij betrokken zal worden. Bovendien gaat het hier om kunst van een vermaard kunstenaar waarbij schade aan een kunstwerk verder strekt dan alleen materiële schade voor de rechthebbende en ook maatschappelijk verlies betekent. Daarbij is BVA niet als een geschikt verkoopkanaal te beschouwen. De waarde van de kunstcollectie vertegenwoordigt een veelvoud van de vordering van de gemeente en een veelvoud van de waarde waarop zij door taxateur [A] in verband met deze verkoop is getaxeerd. Ook dat is disproportioneel.
3.5.2Bij akte heeft [appellant] nog verder toegelicht waarom BVA niet geschikt is voor de verkoop van de kunst van [appellant] en niet tot executie zou mogen overgaan. Volgens hem biedt BVA op haar website geen noemenswaardige kunst aan en is veiling via Catawiki beter in het kader van een zo hoog mogelijke opbrengst. Bovendien ontbreekt het aan de noodzakelijke foto’s, beschrijvingen (met formaat) en conditierapporten. Daarmee dupeert de gemeente het succes van de veiling en de belangen van [appellant] en handelt zij in strijd met een rechtvaardige en proportionele tenuitvoerlegging. Daarbij geldt dat de marktwaarde van de collectie ruim 1.6 miljoen euro bedraagt terwijl [A] de kunstcollectie heeft geschat op een maximale executiewaarde van € 214.000,-. Volgens beëdigd taxateur [G] (hierna: [G] ) en kunstexpert [E] is dat onjuist. [appellant] heeft recht en belang bij een langere schorsing teneinde hem in de gelegenheid te stellen om tot overeenstemming te komen met serieuze gegadigden en investeerders. De ondeskundigheid van BVA zal de verkoopopbrengst degraderen, temeer een reden [appellant] bij de verkoop te betrekken. De aangekondigde verkoop is om bovengenoemde redenen onrechtmatig.
3.5.3Ad c. Volgens [appellant] is er conform de rechtspraak van de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens sprake van onevenredige benadeling wanneer er voor een relatief geringe geldvordering een voor de schuldenaar waardevol goed wordt geëxecuteerd, wanneer er alternatieven voorhanden zijn. Zo’n alternatief zou kunnen zijn vestiging van een Rob [appellant] museum in het ontruimde pand nadat het aan een derde is verkocht.
3.5.4Ad d. Al het voorgaande leidt volgens [appellant] ook tot misbruik van bevoegdheid.
3.5.5Ad e. Al het voorgaande is ook in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur, en de norm van “fair balance” van artikel 1 EP, aldus [appellant] . Daarbij moet worden gelet op het feit dat [appellant] en zijn gezin voor hun economisch voortbestaan vrijelijk moeten kunnen beschikken over hun eigendommen en er geen juiste inschatting is gemaakt van de waarde van de beslagen eigendommen. Bovendien stelt de gemeente zelf dat de veiling niet voldoende zal opbrengen om de vordering te voldoen, terwijl het doel juist is zich op de opbrengst te verhalen. [appellant] moet dus op grond van artikel 470 Rv worden betrokken bij de verkoop ten behoeve van de optimalisering van de opbrengst. Hij is bij uitstek de deskundige ten aanzien van zijn werken. Als hij niet betrokken wordt leidt dat tot kapitaalvernietiging en degradatie van zijn kunst. Volgens een taxatie van [G] is de waarde van de collectie ten minste € 3.000.000,-.
3..6.1 Het hof overweegt over hetgeen onder b tot en met e en hetgeen in de akte is vermeld het volgende. In dit kort geding moet het hof zich allereerst richten naar hetgeen in het arrest van 15 maart 2022 in de bodemzaak (zaaknummer 200.274.364/01) is overwogen en beslist. Voor zover hier van belang is dat - zakelijk - het volgende. De overeenkomsten die [appellant] met de gemeente had gesloten betroffen in elk geval geen huur woonruimte of huur bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW. Of de overeenkomsten huur van artikel 7:230a BW bedrijfsruimte betroffen kan in het midden blijven omdat beide overeenkomsten rechtsgeldig zijn geëindigd per 30 juni 2017. De gedane opzegging was immers rechtsgeldig. [appellant] zat sinds 30 juni 2017 zonder recht of titel in het pand. Ook de ontruiming was rechtmatig. Dat de gemeente de onderhandelingen met [appellant] over de verkoop van het pand aan hem niet had mogen afbreken leidt mogelijk tot een schadevergoedingsplicht aan de zijde van de gemeente, maar heeft niet tot gevolg dat de opzegging door de gemeente naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. [appellant] wist op 14 maart 2018 dat hij voor 14 april 2018 het pand ontruimd moest hebben en dat anders een gedwongen ontruiming zou volgen. [appellant] heeft niets ondernomen, het erop aan laten komen en in de pers te kennen gegeven dat hij hoe dan ook niet vrijwillig zou vertrekken en zich tegen ontruiming zou verzetten. Door de houding van [appellant] werd de gemeente genoodzaakt de ontruiming door de deurwaarder te laten uitvoeren en de inboedel en kunstvoorwerpen op te slaan. [appellant] is in de gelegenheid gesteld de inboedel op te halen, ook zonder opslagkosten te betalen. Uiteindelijk heeft [appellant] pas maanden later en onder druk van een kort geding de inboedel opgehaald. Onder deze omstandigheden heeft de gemeente de inboedel van [appellant] op redelijke gronden opgeslagen. De kosten daarvan en van de ontruiming komen voor rekening van [appellant] . Gelet op de verschuldigdheid van die kosten en bij gebreke van een eenvoudig vast te stellen tegenvordering is de vordering tot opheffing van het door de gemeente op 17 april 2018 gelegde beslag niet toewijsbaar.
3.6.2Dit executiegeschil draait derhalve in de kern om het verhaal van deze kosten. Voor zover de argumenten betreffende proportionaliteit en subsidiariteit zijn gestoeld op de hoogte van de achterstallige nutskosten treffen zij daarom geen doel. Voor toepassing van artikel 6:101 BW op de vergoedingsplicht van de uit de rechtmatig geoordeelde ontruiming voortvloeiende kosten heeft [appellant] geen steekhoudend argument gegeven. Het oordeel dat de gemeente de onderhandelingen met [appellant] onrechtmatig heeft afgebroken vormt daartoe althans geen reden, aangezien dit oordeel los staat van het oordeel dat de ontruiming rechtmatig was en dit daarmee dus in beginsel ook geen invloed heeft op de verschuldigdheid van de uit de ontruiming voortvloeiende kosten.
3.6.3Er is geen reden de executie nu nog verder op te houden. De gemeente handelt niet onrechtmatig door de veiling door te zetten. [appellant] heeft in eerste aanleg diverse malen de gelegenheid gehad de verkoop van de collectie naar eigen inzicht te doen plaatsvinden en zelf een koper te vinden, maar hij is daarin kennelijk niet geslaagd. Het kan zijn dat schade aan de Ceramics Towers een koper heeft weerhouden tot die koop over te gaan, maar dat is geen reden nu de veiling tegen te houden. [appellant] heeft in de afgelopen periode ook geen enkel initiatief ondernomen op dit punt of concrete aanwijzingen geboden dat een ander realistisch alternatief voorhanden is. Vanzelfsprekend is de omstandigheid dat de collectie wordt geveild voor [appellant] heel vervelend, maar de stellingen dat zijn levenswerk vernietigd wordt en hem alle mogelijkheid wordt ontnomen nog met kunst in zijn levensonderhoud te voorzien overtuigen niet. Zijn collectie komt met de veiling immers slechts in andere handen en de opbrengst verlaagt zijn schuldenlast. Waarom hij geen nieuwe kunst zou kunnen maken valt niet in te zien. Over de (executie)waarde van de collectie blijven partijen van mening verschillen, maar omdat de veiling in delen zal gebeuren is er voldoende garantie dat als de opbrengst op een gegeven moment de vorderingen van de gemeente en [B] & [C] zal overschrijden verdere veilingen niet nodig zijn en niet zullen plaatsvinden. Het bepaalde in artikel 470 Rv lijkt hiermee voldoende te zijn gewaarborgd. Ook lijkt bij deze gang van zaken strijd met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit vooralsnog niet aan de orde, noch onevenredige benadeling van [appellant] . De stellingen dat sprake is van misbruik van bevoegdheid of strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur en het beroep op de norm van “fair balance” van artikel 1 EP dan wel andere rechtsbeginselen zijn niet nader feitelijk toegelicht.
3.6.4[appellant] hoeft ook niet betrokken te worden bij de veilingen, anders dan hieronder nog wordt overwogen ten aanzien van de evaluatie na de eerste veiling. Hij heeft die gelegenheid voldoende gehad en die heeft tot niets geleid. De bal ligt nu bij de gemeente. Zij moet nu ongehinderd de eerste stap kunnen zetten.
3.7.1De gemeente heeft gemotiveerd betwist dat BVA ongeschikt zou zijn de veiling te uit te voeren en wijst er in dat kader op dat ook de Staat regelmatig BVA inschakelt, terwijl er diverse musea zijn die werk dat door BVA is geveild hebben aangekocht. BVA heeft wel degelijk ervaring met kunstveilingen die door haar sectie Arts en Antiques wordt verzorgd, waarbij de veilingmeester die dat organiseert werkzaam is geweest als veilingmeester bij Christie’s en Veilinghuis De Zwaan, aldus de gemeente. Het klopt volgens de gemeente dat nog niet de gehele inventarisatie is afgerond, maar dat kan binnen acht weken het geval zijn, zodat ook dat geen reden is waarom BVA de veiling niet zou mogen laten doorgaan. De wijze van veilen door BVA wordt ook geaccordeerd door de door de gemeente ingeschakelde kunstexpert Van Welkenhuysen en taxateur [A] . Veiling via Catawiki heeft geen meerwaarde. Van Welkenhuysen heeft bovendien te kennen gegeven dat de taxatie door [A] compleet en zorgvuldig is. Bij de taxatie door [G] , zijn vele kanttekeningen te plaatsen en dat geldt ook voor de conclusies van andere personen die [appellant] aanhaalt, zoals [H] , [E] en [F] , aldus de gemeente.
3.7.2Het hof acht niet aannemelijk geworden dat veilinghuis BVA niet geschikt zou zijn om de veiling uit te voeren. Het veilinghuis heeft ervaring met de verkoop van kunst en de door de gemeente ingeschakelde deskundigen hebben vertrouwen in BVA. De gemeente heeft zelf ook een zeer groot belang bij een zo hoog mogelijke verkoopopbrengst. Er is geen voldoende concrete aanwijzing dat veiling via Catawiki betere uitgangspunten en resultaten biedt.
3.7.3Ad a. De argumenten die [appellant] hier aanvoert zijn ook ten grondslag gelegd aan een herroepingsverzoek van bedoeld arrest, in welke zaak het hof vandaag gelijktijdig uitspraak doet. Die argumenten worden in dat arrest verworpen. Het hof verwijst naar dat arrest voor de redengeving en neemt die hier over.
Grief I faalt dus.
Retourneren werktuigen en persoonlijke spullen