ECLI:NL:GHAMS:2022:2163
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep wegens gebrek aan grieven
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem, gedateerd 29 mei 2007. De verdachte, die niet was vertegenwoordigd door een gemachtigd raadsman, had hoger beroep ingesteld tegen het eerder genoemde vonnis. Tijdens de zitting op 12 mei 2022 heeft het hof vastgesteld dat er geen schriftelijke grieven waren ingediend door of namens de verdachte, noch waren er mondelinge bezwaren tegen het vonnis opgegeven. Het hof heeft ook geen andere relevante belangen kunnen vaststellen die een verder onderzoek van de zaak rechtvaardigden.
Op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft het hof geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep. Dit betekent dat de verdachte niet in zijn beroep kan worden ontvangen, omdat er geen gronden zijn aangevoerd die het hof zouden kunnen overtuigen om het vonnis van de politierechter te herzien. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. S. Geensen, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de zitting.