ECLI:NL:GHAMS:2022:2150
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- K.J. Veenstra
- M.L. Leenaers
- A.M. Koolen – Zwijnenburg
- Rechtspraak.nl
Bevestiging vonnis rechtbank in ontnemingszaak wegens wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 april 2021. Het hoger beroep was ingesteld door de betrokkene, die eerder was veroordeeld voor medeplichtigheid aan oplichting. De rechtbank had de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling van een bedrag van € 4.149,00 aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het Openbaar Ministerie had deze vordering ingediend op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Tijdens de zittingen in hoger beroep, die plaatsvonden op 13 mei, 8, 9, 13 en 24 juni 2022, heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de betrokkene en zijn raadsman in overweging genomen. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft genoten en dat het bedrag van € 4.149,00 correct is geschat. Het hof heeft zich verenigd met het vonnis waarvan beroep en heeft dit bevestigd.
De beslissing van het hof houdt in dat de betrokkene de verplichting tot betaling van het geldbedrag aan de Staat moet nakomen. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 juli 2022.