ECLI:NL:GHAMS:2022:2121

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
200.305.188/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contactregeling en voorwaarden voor omgang tussen vader en kinderen na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot vaststelling van een zorg- en contactregeling tussen een vader en zijn kinderen. De vader, verzoeker in hoger beroep, had eerder omgangsafspraken niet nagekomen en was onbetrouwbaar gebleken. De rechtbank had eerder zijn verzoek om een zorgregeling afgewezen, wat de vader in hoger beroep wilde laten vernietigen. De vrouw, verweerster in hoger beroep, verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen. De Raad voor de Kinderbescherming was ook betrokken bij de procedure en heeft het hof geadviseerd over de situatie van de kinderen.

Het hof overwoog dat het in het belang van de kinderen is om contact te hebben met hun vader, maar dat dit contact voorspelbaar en bestendig moet zijn. De vader had in het verleden niet de nodige stappen ondernomen om het contact te herstellen en had geen vertrouwen gewekt bij de vrouw. Het hof concludeerde dat de vader onvoldoende had aangetoond dat hij nu wel aan de voorwaarden van betrouwbaarheid en voorspelbaarheid kon voldoen. Daarom werd het verzoek van de vader afgewezen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. Het hof benadrukte dat het aan de vader is om te bewijzen dat hij een betrouwbare ouder kan zijn en dat hij contact kan opnemen met hulpinstanties om een begeleid omgangstraject te starten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.305.188/01
Zaaknummers rechtbank: C/15/288765/FA RK 19-2848 en C/15/297344 FA RK 19-7247
Beschikking van de meervoudige kamer van 19 juli 2022 inzake
[de man] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. D.H. Stibbe te Amsterdam ,
en
[de vrouw] ,
wonende te [plaats B] , gemeente [gemeente]
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. O. Asscher te Amsterdam .
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] ), en
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag,
locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna te noemen: de rechtbank), van 14 oktober 2021 (hierna te noemen: de bestreden beschikking), uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij het hof zijn de volgende stukken ingekomen:
- het beroepschrift van de zijde van de man, ingekomen op 13 januari 2022, en
- het verweerschrift van de zijde van de vrouw, ingekomen op 18 maart 2022.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 8 juni 2022 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat,
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en
- de raad, vertegenwoordigd door D.M. van Dijk.

3.De feiten

3.1
Uit het op 22 februari 2021 door echtscheiding ontbonden huwelijk van de vrouw en de man (hierna gezamenlijk te noemend: de ouders) is [in] 2019 te [gemeente] [minderjarige 2] geboren.
3.2
Uit een eerdere relatie van de vrouw is [minderjarige 1] , geboren [in] 2015 te [plaats C] . De man heeft [minderjarige 1] erkend.
3.3
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen).

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de man om vaststelling van een zorgregeling afgewezen.
4.2
De man verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, een zorg- en contactregeling vast te stellen waarbij de kinderen elke week van maandagochtend 9:00 uur tot woensdagochtend 9:00 uur bij de man zullen verblijven en dat de vakanties gelijkelijk worden verdeeld, althans dat er een zodanige beslissing wordt genomen als het hof redelijk en billijk acht.
4.3
De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Wettelijk kader
5.1
De ouders hebben samen het gezag. Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan onder meer omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben.
Standpunten van partijen en advies van de raad
5.2
De man wil dat het contact tussen hem en de kinderen weer wordt opgebouwd. De kinderen hebben recht op omgang met de man. Uit eerder begeleid contact bleek dat er sprake was van positieve hechting en dat de man goede opvoedvaardigheden heeft. Het is bovendien onjuist dat de man geen medewerking heeft verleend aan het eerdere hulpverleningstraject: de man heeft wel degelijk geprobeerd opnieuw contact op te nemen met het Omgangshuis. Daarnaast is zijn leven nu stabieler dan voorheen; zo heeft hij eigen woonruimte in [plaats A] , werkt hij via een uitzendbureau als kok en blowt hij nog maar af en toe. Ook staat hij open voor begeleiding, indien noodzakelijk, aldus de man.
5.3
De vrouw vindt dat de man onvoorspelbaar is, omdat hij afspraken niet nakomt. Het is voor de kinderen niet wenselijk dat er weer een paar maanden omgang op gang komt, als het daarna weer plotseling stopt omdat de man niet bereikbaar is. Bovendien heeft [minderjarige 1] meegemaakt dat de man gewelddadig was. De vrouw heeft op zitting verklaard dat ze bereid is om mee te werken aan begeleide omgang, als de man zelfreflectie toont en bereid is naar zijn eigen fouten te kijken.
5.4
De raad heeft het hof ter zitting in hoger beroep verklaard dat de gebleken onbetrouwbaarheid van de man in het nakomen van afspraken een risico vormt voor de kinderen, maar dat het voor de kinderen ook belangrijk is om contact te hebben met hun vader. De ‘bal ligt nu bij de man’; hij moet het initiatief nemen om mogelijk te maken dat er opnieuw begeleide omgang kan worden gestart. Hij kan daarvoor contact opnemen met Humanitas of het Jeugdteam van de gemeente waar de kinderen wonen. De man moet nu bewijzen dat hij wel betrouwbaar is. Daarnaast is het van belang dat de vrouw weer vertrouwen krijgt in de man en dat partijen hun communicatie verbeteren, bijvoorbeeld door deel te nemen aan een traject zoals Ouderschap Blijft.
Overwegingen en oordeel van het hof
5.5
Het hof overweegt als volgt. Het hof is met de raad eens dat het in beginsel in het belang van de kinderen is om contact te hebben met de man. Daarbij is wel een eerste voorwaarde dat dit contact voorspelbaar en bestendig is. De kinderen hebben de man nu ruim twee jaar niet gezien. [minderjarige 2] is pas drie jaar en heeft geen band met de man op kunnen bouwen. [minderjarige 1] is zeven jaar en heeft verdriet en boosheid ervaren door teleurstellende ervaringen in de contacten met de man. Als er een zorgregeling tussen de man en de kinderen tot stand komt, dient die aan eerdergenoemde voorwaarde te voldoen. Wanneer de man onbetrouwbaar of onvoorspelbaar is in het nakomen van omgangsafspraken, zal dit (opnieuw) een negatieve ervaring voor de kinderen (en met name voor [minderjarige 1] ) opleveren en kan dit schadelijk zijn voor hun ontwikkeling.
5.6
Tijdens de procedure bij de rechtbank hebben de ouders een traject gevolgd bij het Omgangshuis. Tussen januari en maart 2020 heeft de man de kinderen zes keer onder begeleiding gezien, waarvan de laatste twee keer via videobellen vanwege de uitbraak van het coronavirus. Die omgangsmomenten verliepen positief. Daarna is de man tweemaal niet aanwezig geweest bij videobelmomenten met de kinderen. Omdat de man vervolgens niet op tijd heeft gereageerd op (meerdere) uitnodigingen van het Omgangshuis om het verloop te bespreken, heeft het Omgangshuis het traject beëindigd.
De rechtbank heeft bij beschikking van 17 maart 2021 de beslissing over de zorgregeling aangehouden om de man een tweede kans te geven het omgangstraject te herstarten. Dit mede op advies van de raad. Beide partijen dienden zich daartoe opnieuw bij het Omgangshuis aan te melden - de man voor een herstelgesprek - en de rechtbank te informeren over het verloop van dat traject. De vrouw heeft de rechtbank vervolgens bericht dat de man geen contact heeft opgenomen met het Omgangshuis voor het herstelgesprek. Van de kant van de man heeft de rechtbank geen bericht ontvangen, ook is door hem in eerste aanleg geen verder verweer gevoerd.
De man heeft in hoger beroep nog aangevoerd dat hij had geprobeerd telefonisch contact op te nemen met het Omgangshuis voor de herstart, maar dat dat contact niet tot stand is gekomen. De man heeft die stelling echter niet aannemelijk gemaakt en evenmin heeft hij de rechtbank hierover geïnformeerd. Het hof gaat er daarom vanuit dat de man na de beschikking van 17 maart 2021 zich niet, althans onvoldoende heeft ingezet om het omgangstraject opnieuw op te starten, terwijl de verantwoordelijkheid daarvoor uitdrukkelijk bij hem was neergelegd.
5.7
De man is door deze handelwijze niet alleen onbetrouwbaar gebleken in het nakomen van omgangsafspraken met het Omgangshuis, maar hij heeft evenmin de hem gegeven tweede kans aangegrepen en initiatief genomen om een herstart bij het Omgangshuis mogelijk te maken. In die zin heeft hij het belang van de kinderen onvoldoende voor ogen gehad. Dat, zoals de man heeft aangevoerd, zijn omstandigheden thans zodanig zijn gewijzigd dat hij thans wel initiatief zal ontplooien en zich ook een in de omgang betrouwbare ouder zal tonen, is naar het oordeel van het hof door hem onvoldoende aannemelijk gemaakt. Onvoldoende is gebleken dat de man nu wel aan de voorwaarden van betrouwbaarheid en voorspelbaarheid kan voldoen.
Gelet op al het hetgeen hierboven is overwogen, is het hof van oordeel dat het vaststellen van een omgangsregeling thans in strijd is met de zwaarwegende belangen van de kinderen. Het hof zal het verzoek van de man dan ook afwijzen en de bestreden beschikking bekrachtigen.
5.8
Het hof merkt nog op dat het aan de man is om te laten zien dat hij nu wel een betrouwbare ouder kan zijn. Ter zitting in hoger beroep is besproken wat de man kan doen om het contact met de kinderen opnieuw op gang te brengen. De man kan contact opnemen met het Jeugdteam in de gemeente waar de kinderen wonen of met Humanitas, met als hulpvraag het opnieuw starten van een begeleid omgangstraject. De vrouw heeft ter zitting haar bereidheid om daaraan mee te werken uitgesproken. Indien de man op die wijze een traject start en succesvol afrondt, zullen partijen in onderling overleg en zo nodig in samenwerking met de hulpverlening, opnieuw - op een voor de kinderen veilige en onbelaste wijze - contact tussen de man en de kinderen tot stand kunnen brengen.
Indien dit onverhoopt niet het geval is, kan de man bij gewijzigde omstandigheden opnieuw een verzoek aan de rechtbank richten om een zorgregeling vast te stellen.
5.9
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. van Baardewijk, mr. C.E. Buitendijk en mr. M. Perfors, in tegenwoordigheid van de griffier en is op 19 juli 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.