In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, een rechtspersoon, was beschuldigd van het niet voldoen aan de meldingsplicht bij een voorval met een transporteenheid die leeg en ongereinigd was van een gevaarlijke stof, namelijk zwavelzuur (UN2796). Het voorval vond plaats op 6 mei 2016 te Haps, waar de transporteenheid betrokken raakte bij een ongeval met een personenwagen. De verdachte had geen melding gemaakt aan de Inspectie Leefomgeving en Transport, wat volgens de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs) verplicht was wanneer er gevaar voor de openbare veiligheid kon ontstaan.
Het hof oordeelde dat het ongeval van dien aard was dat er gevaar voor de openbare veiligheid kon ontstaan, ondanks dat visueel geen schade aan de tank was waargenomen. De deskundige die ter zitting werd gehoord, wees op de mogelijkheid van schade aan appendages en lekkage door een klapband. Het hof concludeerde dat de verdachte opzettelijk niet aan de meldingsplicht had voldaan en dat de regelgeving van de Wvgs ook van toepassing is op lege, maar nog niet gereinigde voertuigen.
De economische politierechter had de verdachte vrijgesproken, maar het hof vernietigde dit vonnis en legde een geldboete op van € 3.500,-. Het hof hield rekening met de ernst van de overtreding en de verantwoordelijkheid van de verdachte als professionele vervoerder van gevaarlijke stoffen. Tevens werd opgemerkt dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat leidde tot een matiging van de boete.