In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, een onderneming, was beschuldigd van het niet naleven van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, specifiek het niet correct vermelden van de hoeveelheid gevaarlijke stof in de vervoersdocumenten tijdens een controle op 16 juni 2020. De verdachte had een tankwagen met hypochloriet (UN 1791) vervoerd, maar kon geen document tonen dat de actuele hoeveelheid gevaarlijke stof vermeldde. Tijdens de zitting in hoger beroep op 17 mei 2022 heeft de verdachte een berekening overgelegd die de hoeveelheid gevaarlijke stof aantoonde, maar het hof moest beoordelen of de regelgeving vereiste dat er altijd een vervoersdocument aanwezig moest zijn met de actuele hoeveelheid.
Het hof oordeelde dat de regelgeving niet expliciet vereist dat een vervoersdocument altijd de actuele hoeveelheid gevaarlijke stof vermeldt, zolang deze informatie op een andere manier kan worden vastgesteld. De deskundige van de Inspectie Leefomgeving en Transport verklaarde dat het belangrijk is dat de actuele hoeveelheid gevaarlijke stof eenvoudig kan worden vastgesteld aan de hand van de vervoersdocumenten. Het hof concludeerde dat de handelwijze van de verdachte voldeed aan de regelgeving, en sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging.
Het hof benadrukte dat, hoewel de regelgeving niet expliciet vereist dat een vervoersdocument altijd de actuele hoeveelheid vermeldt, het aan te bevelen is dat chauffeurs van gevaarlijke stoffen een lijst bijhouden van de hoeveelheden na elke deellossing, om in geval van een calamiteit snel te kunnen handelen. Het vonnis van de rechtbank werd vernietigd en de verdachte werd vrijgesproken van de beschuldigingen.