ECLI:NL:GHAMS:2022:2076

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
23-000486-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis wegens nietigheid van het proces-verbaal van de terechtzitting

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg niet door de politierechter is vastgesteld en ondertekend, waardoor het onderzoek ter terechtzitting nietig is. Dit leidde tot de vernietiging van het vonnis waarvan beroep.

De tenlastelegging omvatte diefstal van gereedschap en een bouwradio uit bestelauto's in de gemeente Zaanstad. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstallen zoals tenlastegelegd, maar heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlasteleggingen. De verdachte is strafbaar bevonden, maar het hof heeft besloten geen straf of maatregel op te leggen, gezien de omstandigheden van de zaak en de reeds opgelegde ISD-maatregel.

De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar het hof heeft deze vordering niet-ontvankelijk verklaard, omdat de onderbouwing onvoldoende was. Ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf is afgewezen. Het hof heeft de beslissing genomen om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak in eerste aanleg.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000486-21
datum uitspraak: 8 februari 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 23 februari 2021 in de strafzaak onder de parketnummers 15-258522-20 en 15-005204-18 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum].
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Veenhuizen te Veenhuizen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 januari 2022.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de politierechter vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover nog inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderwerpen – tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen op of omstreeks 28 en/of 29 juni 2020 in de gemeente Zaanstad (telkens) in of uit een bestelauto (merk Renault), die stond geparkeerd op of aan de Jonge Arnoldusstraat te Zaandam, een (grote) hoeveelheid gereedschap en/of een (bouw)radio (merk Makita), in elk geval een of meer goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel;
2.
hij op of omstreeks 5 en/of 6 juli 2020 in de gemeente Zaanstad tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, in of uit een bestelauto (merk Fiat), die stond geparkeerd op of aan de Mandelastraat te Zaandam, een (grote) hoeveelheid gereedschap, in elk geval een of meer goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het proces-verbaal van de terechtzitting niet door de politierechter is vastgesteld en ondertekend, zodat het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg aan nietigheid lijdt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 28 en 29 juni 2020 in de gemeente Zaanstad telkens uit een bestelauto (merk Renault), die stond geparkeerd op of aan de Jonge Arnoldusstraat te Zaandam, een hoeveelheid gereedschap en/of een (bouw)radio (merk Makita), die toebehoorden aan [benadeelde 1], heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 6 juli 2020 in de gemeente Zaanstad tezamen en in vereniging met een ander, uit een bestelauto (merk Fiat) die stond geparkeerd op of aan de Mandelastraat te Zaandam, gereedschap, dat toebehoorde aan [benadeelde 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsvrouw heeft verzocht toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht dan wel een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep acht geslagen op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diverse diefstallen. Met zijn handelwijze heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendommen. Dergelijke feiten veroorzaken veel overlast voor de benadeelden.
Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte momenteel de ISD-maatregel ondergaat, opgelegd bij onherroepelijk vonnis van 10 augustus 2021 door de rechtbank Noord-Holland ter zake van een diefstal in vereniging gepleegd. De onderhavige feiten zijn gepleegd voordat deze maatregel werd opgelegd en zijn soortgelijk aan het in voornoemd vonnis afgedane feit. Het hof acht het aannemelijk dat, waren de thans aan de orde zijnde feiten tegelijk met dat feit berecht, dit in het vonnis van 10 augustus 2021 niet tot een andere uitkomst had geleid. In verband daarmee zal het hof bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.

Beslag

Onder de verdachte is een slijpmachine in beslag genomen. Het inbeslaggenomen voorwerp, dat niet aan de verdachte toebehoort, zal worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 10.156,00, bestaande uit € 5.156,00 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd en de vordering gematigd tot het bedrag van € 5.156,00.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Het hof is van oordeel dat niet duidelijk is geworden waarop de gestelde resterende materiële schade concreet ziet. Het hof acht de vordering dan ook onvoldoende onderbouwd. Nieuwe bewijsvoering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan daarom thans in zoverre niet in de vordering worden ontvangen.
Het hof zal de benadeelde partij ter zake de gestelde immateriële schade ook niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Uit de stukken in het dossier volgt dat uit de bus van de benadeelde partij goederen zijn gestolen. De benadeelde partij heeft aangevoerd dat hij en zijn gezin zich onveilig voelen na het voorval en dat zij door het voorval emotionele schade hebben geleden. Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of op grond hiervan kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij ‘op andere wijze’ in de persoon is aangetast in de zin van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Dat is niet het geval, nu de onderbouwing van de vordering op dit punt niet voldoet aan de eisen die daaraan rechtens gesteld worden. Het bieden van de gelegenheid tot nadere toelichting van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 13 maart 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, nu de betreffende straf reeds ten uitvoer is gelegd.
Gelet op het terechte standpunt van de advocaat-generaal zal het hof de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 1 STK Slijpmachine (1190072).
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Holland van 20 januari 2021, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 13 maart 2018, parketnummer 15-005204-18, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. H.A.G. Nijman en mr. D. Abels, in tegenwoordigheid van mr. S.K. van Eck, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 februari 2022.
=========================================================================
[…]
.