ECLI:NL:GHAMS:2022:2068

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
23-000429-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake jeugdstrafrecht en verkeersdelicten met alcohol en drugs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, die zonder rijbewijs een auto bestuurde onder invloed van alcohol en cannabis, veroorzaakte een eenzijdig verkeersongeval en verliet de plaats van het ongeval. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, met uitzondering van de strafoplegging. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 70 uren, met een vervangende jeugddetentie van 35 dagen, en een voorwaardelijke jeugddetentie van twee weken. De advocaat-generaal had een zwaardere straf geëist, waaronder een voorwaardelijke jeugddetentie van vier weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twaalf maanden.

Het hof overwoog dat de verdachte zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer ernstig had miskend door onder invloed van drugs en alcohol te rijden en de plaats van het ongeval te verlaten. Ondanks eerdere verkeersovertredingen, zag het hof positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte, zoals een succesvolle reclassering en het vinden van werk. Het hof besloot het jeugdstrafrecht toe te passen en legde een taakstraf van 70 uren op, samen met een voorwaardelijke jeugddetentie van vier weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twaalf maanden. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd afgewezen, maar de proeftijd werd met een jaar verlengd. Het hof benadrukte het belang van continuering van de hulpverlening aan de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000429-22
datum uitspraak: 14 juli 2022
TEGENSPRAAK (raadsman gemachtigd)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 15 februari 2022 in de strafzaak onder de parketnummers 15-194215-21 en 15-102451-20 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboortedatum]
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 juni 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging en de motivering daarvan. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 70 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 35 dagen jeugddetentie en een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de politierechter de ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twaalf maanden opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat met toepassing van het jeugdstrafrecht de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 70 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 35 dagen jeugddetentie, een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van vier weken met een proeftijd van twee jaren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft, terwijl hij geen rijbewijs heeft, een auto bestuurd onder invloed van alcohol en cannabis/THC. Tijdens deze rit heeft hij een eenzijdig verkeersongeval veroorzaakt. De verdachte heeft bovendien de plaats van het ongeval verlaten. De verdachte heeft met deze handelingen zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer op grove wijze miskend. Hij heeft zichzelf en andere weggebruikers op twee verschillende fronten in gevaar gebracht. Het gevaar van besturen van de auto zonder daarvoor te zijn opgeleid en geschikt te zijn bevonden, wordt nog eens versterkt door het gevaar van het besturen onder invloed van alcohol en na gebruik van cannabis. Daardoor wordt immers de reactiesnelheid en het beoordelingsvermogen negatief beïnvloed. Het hof acht het kwalijk dat de verdachte zijn eigen belangen heeft gesteld boven de wet, de verkeersveiligheid en de beslissingen van het bevoegd gezag en is weggerend van de plaats van het ongeval zonder zich om de schade te bekommeren.
Het hof ziet, ondanks recent opgelegde strafbeschikkingen in verband met verkeersovertredingen positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte, zoals opgenomen in het reclasseringsadvies van [naam] van 4 november 2021 en de tussentijdse evaluatie van de Jeugdbescherming Amsterdam van 8 maart 2022. Hierin wordt uiteengezet dat een traject is ingezet dat goed verloopt. De verdachte houdt zich aan de afspraken en laat een gewijzigde houding zien. Geadviseerd wordt om het reeds ingezette traject te continueren zodat de positief ingezette lijn niet wordt doorkruist, om het jeugdstrafrecht toe te passen en een voorwaardelijke straf op te leggen. De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting toegelicht dat de verdachte een baan heeft gevonden, dat zijn werkgever tevreden is en het contract zal worden verlengd.
Evenals de advocaat-generaal en overeenkomstig het reclasseringsadvies ziet het hof grond om het jeugdstrafrechtrecht toe te passen. Het hof is, met de advocaat-generaal en de raadsman, van oordeel dat de verdachte gebaat is bij een aanzienlijke stok achter de deur in de vorm van een voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf. Die ‘stok’ kan hem sterken om niet opnieuw de fout in te gaan en op het juiste pad te blijven. Het hof acht met de advocaat-generaal een hogere voorwaardelijke jeugddetentie dan de politierechter heeft opgelegd aangewezen.
Alles afwegend vindt het hof de oplegging van een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 70 uren, een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van vier weken met een proeftijd van twee jaren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van twaalf maanden passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 63, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77r, 77x, 77y, 77z en 77gg van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 8, 107, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 december 2020 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van twee weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Zoals reeds overwogen ten aanzien van de strafoplegging is gebleken dat de continuering van de hulpverlening van de verdachte van groot belang is. Die hulpverlening is in de vorm van bijzondere voorwaarden opgelegd bij de voorwaardelijke straf waarvan tenuitvoerlegging is gevorderd. Het hof acht daarom termen aanwezig om de vordering af te wijzen en de bij dat vonnis vastgestelde proeftijd met 1 (één) jaar te verlengen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
70 (zeventig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
35 (vijfendertig) dagen jeugddetentie.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat de jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf af en verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 december 2020 parketnummer 15-102451-20, met een termijn van 1 (één) jaar.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.R.A. Meerbeek, mr. M.J.A. Duker en mr. J.W.P. van Heusden, in tegenwoordigheid van mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
14 juli 2022.
=========================================================================
[…]