ECLI:NL:GHAMS:2022:2067

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
23-001835-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep van (poging tot) verkrachting en ontuchtige handelingen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor (poging tot) verkrachting en ontuchtige handelingen. De zaak kwam voor het hof na een hoger beroep ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van 10 juni 2021. Tijdens de zitting op 30 juni 2022 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte. De tenlastelegging omvatte verschillende handelingen die de verdachte zou hebben verricht ten opzichte van het slachtoffer, waaronder het dwingen tot seksuele handelingen.

De aangeefster heeft in hoger beroep haar eerdere verklaring gewijzigd en teruggenomen dat de verdachte haar zou hebben gedwongen om hem te pijpen. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangeefster inconsistent waren en dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging. Het hof concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de hem ten laste gelegde feiten had gepleegd. Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de onduidelijkheid in de verklaringen van de aangeefster en het gebrek aan bewijs voor de feitelijke handelingen die de verdachte zou hebben verricht. Het hof heeft geoordeeld dat er geen sprake was van een begin van uitvoering van de tenlastegelegde misdrijven, en heeft de verdachte vrijgesproken van de gehele tenlastelegging.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001835-21
datum uitspraak: 14 juli 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 10 juni 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-289029-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboortedatum 1] ,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 juni 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 2 augustus 2018 te Purmerend door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- door naast en dichtbij die [slachtoffer] op een bed te gaan zitten en/of
- door diens hand op het been van die [slachtoffer] te leggen en/of (vervolgens) onverhoeds met diens hand onder de rok van die [slachtoffer] te gaan en/of
- door die [slachtoffer] bij haar nek, althans haar lichaam, vast te pakken/aan te raken en/of
- door (vervolgens) tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij, verdachte, dingen/zaken wist over de zus van die [slachtoffer] en dat bij (een) ander(en) bekend zou maken als die [slachtoffer] hem, verdachte, niet zou gaan pijpen (als gevolg van welke handelingen en/of bewoordingen die [slachtoffer] angstig werd voor hem, verdachte),
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2], heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het met diens penis (meermalen) in de mond gaan van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) die [slachtoffer] hem, verdachte, doen pijpen en/of
- het met diens hand onder de rok gaan welke die [slachtoffer] op dat moment droeg en/of (vervolgens) het been van die [slachtoffer] strelen/betasten;
subsidiair
hij op 2 augustus 2018 te Purmerend, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf door geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , met dat opzet
- ervoor heeft gezorgd dat hij met die [slachtoffer] alleen in een kamer was en/of
- ( vervolgens) naast en dichtbij die [slachtoffer] op een bed is gaan zitten en/of
- zijn hand op het been van die [slachtoffer] heeft gelegd en/of
- ( vervolgens) meerdere malen, terwijl die [slachtoffer] zijn hand wegduwde, zijn hand steeds verder onder de rok van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of daarbij (telkens) haar been heeft betast en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij, verdachte, dingen/zaken wist over de zus van die [slachtoffer] en deze bij (een) ander(en) bekend zou maken als die [slachtoffer] hem, verdachte, niet zou gaan pijpen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
meer subsidiair
hij op of omstreeks 2 augustus 2018 te Purmerend met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het met diens penis (meermalen) in de mond gaan van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) die [slachtoffer] hem, verdachte, doen pijpen en/of
- het met diens hand onder de rok gaan welke die [slachtoffer] op dat moment droeg en/of (vervolgens) het been van die [slachtoffer] strelen/betasten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van één week, met een proeftijd van één jaar.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair en subsidiair en meer subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte van de gehele tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe het volgende.
De aangeefster [slachtoffer] is in hoger beroep op 18 mei 2022 als getuige gehoord bij de raadsheer-commissaris. Bij dit verhoor heeft zij haar eerder bij de politie afgelegde verklaring gewijzigd, in de zin dat zij terugneemt dat de verdachte haar heeft gedwongen om hem te pijpen.
[slachtoffer] heeft in voornoemd verhoor onder meer het volgende verklaard: “
Ik heb [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte) niet gepijpt. [verdachte] heeft mij wel aangeraakt bij mijn been, maar dat was het.”Gelet op deze door de aangeefster onder ede afgelegde verklaring alsmede gelet op de overige inhoud van het dossier, kan – evenals de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging – het primair ten laste gelegde ‘seksueel binnendringen’ naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend worden bewezen.
Ten aanzien van de in hoger beroep subsidiair ten laste gelegde poging tot verkrachting, overweegt het hof als volgt. Niet kan met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte de aangeefster onder druk heeft gezet of heeft willen zetten om hem te pijpen door bepaalde zaken over de zus van de aangeefster te openbaren. De aangeefster heeft namelijk wisselend verklaard over de inhoud van hetgeen de verdachte zou hebben gezegd en ook over het moment waarop hierover zou zijn gesproken. Evenmin is voldoende komen vast te staan welke fysieke handelingen de verdachte op welke wijze en op welk moment jegens de aangeefster zou hebben verricht, zodat ook in dat verband voor het hof in het ongewisse blijft of de verdachte de aangeefster heeft gedwongen of onder druk heeft willen zetten. Wat overblijft zijn de overige in de tenlastelegging opgenomen feitelijke handelingen, die wel kunnen worden vastgesteld: het ervoor zorgen dat de verdachte alleen in een kamer was met de aangeefster en het naast haar op een bed gaan zitten. Het voorgaande samen genomen kan het hof niet tot de conclusie komen dat sprake is geweest van handelen van de verdachte dat naar zijn uiterlijke verschijningsvorm moet worden geacht te zijn gericht geweest op het dwingen van de aangeefster om handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van de aangeefster, te ondergaan. Van een begin van uitvoering van een verkrachting is derhalve ook geen sprake.
In hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen omtrent het niet kunnen bewijzen van het ‘seksueel binnendringen’, ligt besloten dat hetgeen meer subsidiair ten laste is gelegd eveneens niet kan worden bewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. J.W.P. van Heusden en mr. N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
14 juli 2022.
=========================================================================
[…]