Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
4.Standpunt van klaagster
5.Beoordeling
zo spoedig mogelijk doch uiterlijk zodra twee weken na heden zijn verstreken”, verklaring moest doen van de vorderingen/zaken die door het beslag zijn getroffen en vervolgens het aan de beslaglegger verschuldigde af moest dragen. De notaris heeft op 20 januari 2021 haar verklaring derdenbeslag aan de gerechtsdeurwaarder toegezonden en op 22 januari 2021 de gelden uitbetaald. Daarmee heeft de notaris gehandeld binnen de door de gerechtsdeurwaarder gestelde termijn. Dat [bestuurder N.V.] in die tussenliggende periode eveneens executoriaal beslag heeft gelegd op de door het eerdere beslag getroffen gelden kan niet aan de notaris worden tegengeworpen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
.Dit klachtonderdeel is ongegrond.
tenzijde notaris in haar algemene voorwaarden heeft opgenomen dat zij die mag verrekenen. Deze algemene voorwaarden zijn niet overgelegd, maar die zijn voor de beoordeling van dit klachtonderdeel – gelet op het hiernavolgende – ook niet van belang. Met ingang van 1 januari 2021 bepaalt art. 476a lid 3 (nieuw) Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) namelijk dat bij algemene maatregel van bestuur regels worden gegeven aangaande de kosten die door de derde-beslagene kunnen worden gerekend voor het doen van de verklaring en de afwikkeling van het beslag. Deze algemene maatregel van bestuur is het Besluit verklaring derdenbeslag. Op grond van het nieuwe artikel 2a van dat besluit (ingevoerd met ingang van 1 januari 2021) zijn deze kosten gemaximeerd op € 80,-. Uit de artikelsgewijze toelichting bij het besluit (Staatsblad 2020, 405) volgt dat de wetgever met deze wettelijke maximering heeft beoogd dat conflicten tussen de derde-beslagene en de schuldenaar over de redelijkheid van het aan de schuldenaar in rekening gebrachte bedrag worden voorkomen.