Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
4.Standpunt van klaagster
5.Beoordeling
.Aan de notaris is ter zake daarvan de maatregel van berisping alsmede een boete van € 10.000,- opgelegd. Voorts heeft de kamer de notaris veroordeeld tot betaling aan klaagster van een bedrag van € 50,- aan griffierecht en een bedrag van € 550,- voor de kosten van klaagster vanwege beroepsmatig verleende rechtsbijstand, alsmede tot betaling van € 3.500,- aan de kamer in verband met de kosten van de behandeling van de zaak, een en ander nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.
in zijn hoedanigheid van notaris en executeur in de nalatenschap van erflaatster. Hij kon derhalve de aan deze bevoegdheid verbonden taken en bevoegdheden niet meer uitvoeren en als gevolg daarvan ook niet op basis van de hem in de uiterste wil van erflaatster gegeven mogelijkheid een andere executeur aanstellen”. Het is juist dat de civiele rechter uiteindelijk het oordeel velt over de civielrechtelijke status van de schorsing, maar dit neemt naar het oordeel van het hof niet weg dat er in april 2020 een schorsingsbeslissing lag waarvan de werking niet was geschorst, welke beslissing door de notaris in acht moest worden genomen. Door dit niet te doen, heeft de notaris tuchtrechtelijk gezien onzorgvuldig gehandeld. Ook als de schorsingsbeslissing in hoger beroep zou zijn vernietigd, wat gelet op het appelverbod in artikel 676a letter e Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet in de rede ligt, zou dat de onzorgvuldigheid van het handelen van de notaris niet hebben opgeheven. Bovendien heeft de notaris van de schorsingsbeslissing geen hoger beroep ingesteld.