ECLI:NL:GHAMS:2022:2050

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
200.303.799/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris wegens grievende uitlatingen en misbruik van klachtrecht

In deze zaak gaat het om een klacht van een advocate tegen een notaris. De klaagster, die als advocate werkzaam is, diende een klacht in tegen de notaris vanwege grievende uitlatingen en een ongepaste bejegening. De aanleiding voor de klacht was een woordenwisseling tussen klaagster en de notaris, die ontstond toen klaagster een volmacht voor haar cliënt, die gedetineerd was, wilde laten ondertekenen. De notaris had echter kritiek op de wijze waarop de volmacht was opgesteld en uitte dit op een beledigende manier. Klaagster verwijt de notaris niet alleen ongepaste bejegening, maar ook misbruik van klachtrecht, omdat de notaris zelf een klacht tegen haar indiende bij de Orde van Advocaten. Het hof heeft de zaak in hoger beroep behandeld en de eerdere beslissing van de kamer gedeeltelijk vernietigd. Het hof oordeelde dat de notaris zich onprofessioneel had gedragen, maar dat er geen sprake was van misbruik van klachtrecht. De maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt werd verlaagd van vier weken naar één week, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd in hoger beroep.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.303.799/01 NOT
nummer eerste aanleg : 700352 / NT 21-25
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 26 juli 2022
inzake
[notaris],
notaris te [plaats A] ,
appellant,
gemachtigde: mr. F.A. Chorus, advocaat te Amsterdam,
tegen
[klaagster ],
advocate te [plaats B] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. [B] , advocaat te Amsterdam.
Partijen worden hierna de notaris en klaagster genoemd.

1.De zaak in het kort

Klaagster is advocate. Haar cliënt is – vanwege detentie – niet in staat om aanwezig te zijn bij het passeren van een akte van levering op het kantoor van de notaris. Klaagster spreekt daarom met de notaris af dat zij haar cliënt een – door de notaris opgestelde – volmacht zal laten ondertekenen. De ondertekende volmacht voldoet echter niet aan de eisen van de notaris en dat laat hij klaagster in niet mis te verstane bewoordingen weten. In overleg met de notaris laat klaagster haar cliënt de volmacht opnieuw ondertekenen. Zij besluit vervolgens om de ondertekende volmacht op het kantoor van de notaris langs te brengen, maar aldaar ontstaat een woordenwisseling tussen de notaris en klaagster. De notaris dient nog diezelfde dag een klacht in over klaagster bij de lokale deken van de Orde van Advocaten. Klaagster maakt de notaris in het bijzonder een verwijt over zijn grievende uitlatingen en zijn bejegening van klaagster, waardoor hij zich niet heeft gedragen zoals van een professionele notaris mag worden verwacht. Ook verwijt zij hem misbruik van klachtrecht.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De notaris heeft op 2 december 2021 een beroepschrift en op 31 januari 2022 een aanvullend beroepschrift – met bijlage – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort [plaats B] (hierna: de kamer) van 4 november 2021 (ECLI:NL:TNORAMS:2021:27). Klaagster heeft op 7 maart 2022 een verweerschrift – met bijlage – bij het hof ingediend.
2.2.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 12 mei 2022. De notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, en klaagster, vergezeld van haar gemachtigde, zijn verschenen. Zowel de gemachtigde van de notaris als de gemachtigde van klaagster hebben het woord gevoerd aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnota’s.

3.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
Klaagster is als advocate verbonden aan het kantoor [A] te [plaats B] . In de week van 22 juni 2020 was zij op dit kantoor werkzaam als advocaatstagiaire (met als patroon haar gemachtigde mr. [B] ).
3.2.
In deze periode trad klaagster als piketadvocate op voor een gedetineerde (hierna: de man). De man was betrokken in een echtscheidingszaak en in dat kader zou op 23 juni 2020 de voormalige echtelijke woning worden geleverd aan de ex-partner (hierna: de vrouw) van de man, bij notariële akte te verlijden voor de notaris. De termijn van de bijbehorende financiering voor de vrouw zou op 29 juni 2020 aflopen.
3.3.
Als gevolg van zijn detentie bleek de man niet in staat om op de voorgenomen passeerdatum van 23 juni 2020 de akte van levering te ondertekenen op het kantoor van de notaris. Na telefonisch contact heeft klaagster met de notaris afgesproken dat zij de man een door de notaris opgestelde volmacht zou laten ondertekenen in de penitentiaire inrichting (PI) en tevens een kopie legitimatiebewijs van hem zou verkrijgen. Nadien heeft klaagster de door de man ondertekende volmacht per e-mail aan de notaris toegezonden.
3.4.
Bij e-mail van 24 juni 2020 (08:51 uur) heeft de notaris aan klaagster en onder meer ook aan het algemene e-mailadres van haar kantoor, geschreven:

Met verbazing nam ik kennis van onderstaande e-mail. U had beloofd ervoor te zorgen dat de handtekening van[hof: de man]
zou worden gelegaliseerd; zou dat niet, vanwege de detentie van[hof: de man]
, op de wettelijk voorgeschreven weg zijn (legalisatie bij notaris) zegde u toe ervoor te zorgen dat er een handtekening van de Rechter Commissaris met stempel ter legalisatie op zou worden geplaatst èn u zou ervoor zorgen dat er een kopie van een geldig legimitatiebewijs van[hof: de man]
mee zou worden gezonden. U bent niets van deze toezeggingen nagekomen. Zelfs een simpele paraaf op de eerste bladzijde ontbreekt.
Gezien de onderstaande correspondentie, lijkt het er zelfs op, dat u het laten ondertekenen uit handen hebt gegeven.
Het moge duidelijk zijn: aan deze (door wie?) getekende volmacht heb ikniets. De zaak kan bij mij op kantoor niet verder.
Ik aanvaard geen enkele aansprakelijkheid die mogelijk uit de vertraging, al dan niet veroorzaakt door het niet juist laten tekenen van de volmacht, volgt nog zal volgen. U dient zich te realiseren dat deze onvoldoende performance ook financiële schade kan opleveren bij de ex-echtgenote. Zij behoeft niet te berusten in de schade die uw handelwijze oplevert.
Behoudens uw tegenbericht ga ik er van uit dat u thans wel per ommegaande uw toezeggingen nakomt.
3.5.
Bij e-mail van diezelfde dag (16:23 uur) heeft klaagster daarop uitgebreid geantwoord en de notaris uitgelegd wat er volgens haar precies is voorgevallen.
3.6.
Bij e-mail van 25 juni 2020 (08:06 uur) heeft de notaris geschreven:

(…) Het heeft er alle schijn van dat met het schrijven van uw onderstaande tekstje, meer tijd is gaan zitten, dan met de enigszins zorgvuldige omgang met de belangen van uw cliënt in de afwikkeling van de scheiding, ten deze in het bijzonder, de verdeling van de gemeenschappelijke woning, welke handelingen slechts waren terug te voeren op een heel simpele werkzaamheid, namelijk het deugdelijk laten paraferen en ondertekenen van een volmacht. Niets meer en niets minder. U hebt aangeboden de volmacht te doen ondertekenen en dat hebt u werkelijk ontzettend slecht en ondermaats afgehandeld. Hoe moeilijk kan het zijn?
Ik weet dat advocaten het allemaal niet zo nauw behoeven te nemen met de waarheid; dit in tegenstelling tot notarissen. U kunt dan ook – in tegenstelling tot notarissen – simpelweg geheel vrij van waarheden en feiten, schrijven wat u het beste uitkomt. En daar hebt u in uw onderstaand tekstje dan ook gretig gebruik van gemaakt. Ik heb nooit, maar dan ook werkelijk nooit gezegd dat een, door, wie weet, gemaakte kopie van een legitimatiebewijs, aanvaardbaar zou zijn. Ik zal die frase van u dan ook maar afdoen als een emotionele oprisping van u.
Dat u stelt dat cliënt de handtekening in uw aanwezigheid heeft gezet, wordt op geen enkele wijze onderbouwd. (…) Waarom zo’n ondermaats optreden en dito communicatie? (…)
Verder is uw suggestie dat de zaken hier lang hebben geduurd of traag zijn behandeld (de 22 en 23 juni frasen van u) abject en eigenlijk een beetje zielig. En dan verwijzen naar mijn medewerkster(s) is infaam en abject. (…)
(…) Ik hoef geen excuus van iemand die op grond van regelgeving niet-waarheden mag debiteren en dus eigenlijk doet wat haar is toegestaan. Maar kennelijk had u het nodig deze niet-waarheid (anderen zouden het wellicht een tendentieuze leugen noemen) te debiteren. Ook als een emotionele oprisping kwalificeren dan maar? (…)
Met deze quote laadt u de verdenking op u, dat u, in de wetenschap dat de ex van cliënt toch al voor alles opdraait, opzettelijk en expres ondermaats presteerde. Een infame en abjecte opstelling. Maar het zal u als advocaat niet deren; u mag immers alles.
Gevolg gevend aan het plaatsen van de verantwoordelijkheid voor het onvoldoende (doen) onderteken, waar die hoort (namelijk bij u) ligt het dan ook op uw weg, de door uzelf veroorzaakte omissies recht te zetten en dat op tijd. Het kan niet zo zijn dat u, anderen voor uw eigen foutenkarretje spant. De deadline is 29 juni aanstaande (ondertekenen op mijn kantoor) omdat dan de financieringsofferte van mevrouw verloopt (…).
(…) En als de termijn door uw dralen en ondermaatse prestaties verloopt, en mevrouw schade oploopt, lijkt me dat een probleem tussen cliënt en mevrouw. Mogelijk dat een advocaat van mevrouw niet alleen uw cliënt maar ook u aansprakelijk stelt. Desgevraagd zal ik die advocaat daar dan zeker op attenderen. (…)
Van feiten is geen sprake, anders dan uw ondermaats en onkundig optreden dat u dat (u suggereert het hardop zelf) ook nog eens mogelijk expres hebt gedaan in de wetenschap dat cliënt geen enkel verhaal biedt. U geeft overtuigend inhoudt aan het adagium: “Na mij de zondvloed.” (…)
Nu u aangeeft dat cliënt geen enkel verhaal biedt, ben ik niet bereid onbezoldigd naar de PI te gaan. Mogelijk wilt u, (..), mijn honorarium en kilometervergoeding betalen? Ik ben dan immers uw omissies aan het herstellen? (…)
Want waar het namelijk “in the end” op neerkomt, is dat u, afgestudeerd in het Nederlandse recht, met een meesterstitel, met een volmacht (die u niet eens zelf heeft hoeven opstellen) naar meneer bent toegegaan (althans naar eigen zeggen) hem naar uw eigen zeggen persoonlijk hebt ontmoet/gezien en met de bekendheid dat u een autoriteit (u suggereerde de RC; ik noemde nog als optie een directeur; we wisten in ieder geval beiden van het belang) een aantekening op het stuk zou moeten zetten en dat er een kopie legitimatiebewijs mee terug zou moeten komen (…) en dat u, met al die bagage, met helemaalnietsbent teruggekomen, anders dan een scan van een alleen op een tweede pagina geplaatste krabbel; onbekend van wie. (…)
3.7.
Bij e-mail van 25 juni 2020 (11:39 uur) heeft klaagster de notaris geantwoord: “
Met betrekking tot uw e-mail die u om 8:06 uur naar mij heeft verzonden deel ik u mede dat ik daar later op terug kom. (…)
Ik wil graag het volgende weten:
- de afdelingshoofd van PI [plaats] heeft aangegeven dat hij de handtekening (door middel van een zinsnede voor gezien en getekend doorhof: de man]
in het bijzijn van dhr. (…) - afdelingshoofd, met een stempel erop) van cliënt wil legaliseren. Is dit voldoende?De voltallige directie is vandaag afwezig in verband met een heidag.
- een kopie van het id-bewijs zal worden bijgevoegd en er wordt een zin opgenomen in de volmacht dat de afdelingshoofd het id-bewijs heeft gecontroleerd en geverifieerd.
- op iedere pagina komt een paraaf van cliënt.
Mochten er nog essentiële zaken ontbreken, dan verneem ik dat graag van u.
Kunt u mij per omgaande laten weten of dit voldoende is?
3.8.
Daarop heeft de notaris diezelfde dag om 11:45 uur per e-mail geantwoord dat de door klaagster voorgestelde handelwijze akkoord is.
Vervolgens is klaagster met de door de man ondertekende volmacht naar het kantoor van de notaris gegaan en heeft zij na afgifte van de volmacht om een ontvangstbevestiging verzocht. De notaris weigerde aan het verzoek van klaagster te voldoen en sommeerde haar om te vertrekken. Toen klaagster niet wilde weggaan zonder ontvangstbewijs, zei de notaris tegen klaagster: “
Je bent een sujet”, en belde hij de politie. Klaagster heeft buiten het kantoor van de notaris de komst van de politie afgewacht en haar verhaal gedaan.
3.9.
Vervolgens heeft de notaris, bij e-mail van diezelfde dag (17:03 uur), klaagster geschreven dat de afdoende getekende volmacht van de cliënt van klaagster op zijn kantoor in goede orde was ontvangen en dat inmiddels een pro forma afspraak was gemaakt om de akte van verdeling de volgende dag te ondertekenen.
3.10.
Bij e-mail van 18:34 uur van diezelfde dag heeft mr. [B] een e-mail aan de notaris gezonden waarin is vermeld:

Zojuist spraken wij over mijn collega[hof: klaagster]
die bij u op kantoor een volmacht langs bracht voor een cliënt die thans gedetineerd zit. U wilde een van de vennoten van ons kantoor spreken om uw beklag te doen over haar en gaf een beschrijving van de wat er de afgelopen dagen gebeurd zou zijn. De beschrijving kwam echter geenszins overeen met de mailwisseling die u steeds naar de infomailbox van ons kantoor zond zodat deze door meerdere personen gelezen wordt en ik zodoende ook reeds op de hoogte was van de inhoud daarvan.
De inhoud van die mails daar lusten de honden geen brood van. (…)
Toen ik u vertelde dat ik reeds op de hoogte was van de mail wisseling en dat die geenszins overeen kwam met uw beschrijving van de feiten kondigde u aan een klacht tegen[hof: klaagster]
in te dienen. Omdat u haar een sujet beleef noemen, heb ik de verbinding verbroken.
3.11.
De notaris heeft vervolgens diezelfde dag nog (25 juni 2020) een klacht bij de [plaats B] Orde van Advocaten ingediend. In de klacht is het volgende vermeld:
“[hof: Klaagster]
heeft, zelfs niet na veelvuldig verzoek, mijn kantoor niet willen verlaten. -[hof: Klaagster]
heeft mij gevraagd notariële verklaringen af te leggen die ik niet wil afleggen en die bovendien geen recht doen aan de zaak waar[hof: klaagster]
de verklaringen voor vroeg. -[hof: Klaagster]
bleef, nadat ze mijn kantoor verliet, nog een tijd op mijn parkeerterrein staan bellen terwijl ik haar vroeg of ze ook mijn parkeerterrein wilde verlaten. Ze weigerde. - Cliënten op weg naar mijn kantoor hebben haar misnoegen meegekregen. - Ik heb de politie moeten bellen om haar van mijn terrein te krijgen. -[hof: Klaagster]
heeft haar geheimhouding geschonden door het gebeurde met mijn cliënte telefonisch zowel binnen mijn kantoor als op het parkeerterrein, behorende bij mijn kantoor te bespreken. Cliënte heeft mij dat inmiddels bevestigd. -[hof: Klaagster]
heeft beide cliënten (het betreft de afwikkeling van een scheiding) tendentieus informatie gegeven over de status van de volmacht (zie hierna), meer in het bijzonder, dat die niet bruikbaar zou zijn. - Ik verwijt[hof: klaagster]
onvoldoende vervulling van de door haarzelf aangeboden diensten, schending van de haar geheimhouding, onjuiste informatievoorziening naar niet alleen haar eigen cliënt maar ook aan iemand die niet haar cliënte is als ook tendentieus gedrag op/nabij mijn kantoor. - Ik verwijt haar bovendien dat ze op schrift (e-mail) liegt en mij beticht van zaken die ik niet heb gedaan. - Ik verwijt haar insubordinatie en kantoorvredebreuk. Als ik zeg als notaris, dat zijn mijn kantoor moet verlaten, dan dient zij die te verlaten. Ze weigerde meermaals. Daarom belde ik de politie. (…)
3.12.
Klaagster heeft in haar e-mail van 3 juli 2020 aan de deken van de [plaats B] Orde van Advocaten de gang van zaken toegelicht:

(…)
* Cliënt was op een speciale corona afdeling, waarop de heer (…) mij heeft gevraagd of ik aanwezig wilde zijn bij het laten ondertekenen van de volmacht. Ik heb bevestigd dat ik dat wilde en heb door het glas gezien dat cliënt de volmacht heeft getekend, waarna de heer (…) voor legalisatie zijn handtekening op de volmacht heeft geplaatst. De tekst van de legalisatie van de handtekening en verificatie van het id-bewijs had ik zelf op de volmacht geschreven. (…)
* De medewerkster nam de volmacht weer mee. Enige tijd later kwam[hof: de notaris]
de wachtkamer binnen stormen en ging op een hele intimiderende wijze naast de tafel staan waar ik zat. Het eerste wat hij zei is dat ik ongewenst was, dat ik moest wegwezen en dat hij de politie zou bellen. Dat deed hij met veel boosheid. (…) Ik heb hem nogmaals gevraagd waarom hij zo deed en dat ik alleen maar een ontvangstbewijs wilde, waarop hij antwoordde: ‘Ik heb een schurfthekel aan advocaten’ en ‘je bent een sujet’ waarop hij in de deuropening van de wachtkamer ging staan en zei: ‘ik twijfel ernstig aan je kennis’, en herhaalde dat ik moest wegwezen, en dat hij de politie zou bellen.(…)
* Omdat het enige tijd duurde en ik niet de indruk wilde wekken dat ik iets te verbergen had, heb ik om 16:42 uur contact opgenomen met het algemeen nummer van de politie (…) zag ik intussen dat de politie de straat kwam inrijden. (…) De agenten (…) deelden mij mede dat dit een civielrechtelijke kwestie was. (…)
Verder wil ik u mededelen dat ik stevig in mijn schoenen sta en niets te verbergen heb, maar nu ik dit alles zo heb opgeschreven, zal ik dit verslag wel degelijk als klacht indienen bij het Koninklijke Notariële Broederschap en ik denk nog steeds na over het doen van een aangifte bij de politie wegens smaad en belediging.
3.13.
Het kantoor van klaagster maakt gebruik van een externe telefoondienst, Telecount. In een e-mail van 6 juli 2020 heeft een medewerkster van Telecount verslag gedaan van een tweetal gesprekken met de notaris. Zij heeft daarover verklaard:

Hierbij informeer ik u (voor zover ik het mij kan herinneren) over de gesprekken die ik op 25 juni jl. had met[hof: de notaris]
van [notaris] Notarissen.
25-6 16.52 uur:[hof: De notaris]
van [notaris] Notarissen is boos omdat[hof: klaagster]
zich bij hen op de parkeerplaats zou misdragen. Hij had de politie reeds gebeld. (…)
25-6 17.00 uur:[hof: De notaris]
belt nogmaals. Hij vindt het een blamage voor advocatenkantoor [A] en vindt dat Notariskantoor [notaris] hiermee in diskrediet gebracht wordt. Hij is nog steeds erg boos.[hof: Klaagster]
zou hem ervan beschuldigd hebben dat hij haar aangeraakt zou hebben. Hij gaf aan dat hij dat nooit zou doen omdat ze daar veel te lelijk voor is. Ik heb hem gevraagd het een beetje beschaafd te houden. Hij gaf aan dat[hof: klaagster]
zich ook niet beschaafd had gedragen. (…)
3.14.
Naar aanleiding van de door de notaris ingediende klacht is klaagster door de deken van de [plaats B] Orde van Advocaten, mr. [C] , voor een gesprek uitgenodigd. Dit gesprek heeft op 8 juli 2020 plaatsgevonden.
3.15.
Bij e-mail van 5 mei 2021 heeft de notaris de tegen klaagster ingediende klacht ingetrokken.
3.16.
Bij brief van 10 mei 2021 heeft de notaris klaagster zijn excuses gemaakt voor zijn gedrag en uitlatingen jegens haar voor het gebeurde sinds 22 juni 2020.

4.Standpunt van klaagster

4.1.
De klacht ziet op het handelen en nalaten van de notaris, meer in het bijzonder de grievende uitlatingen en de bejegening van klaagster door de notaris, waardoor hij zich niet heeft gedragen zoals van een professionele notaris mag worden verwacht (artikel 103 juncto artikel 99 juncto artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt, hierna: Wna).
Klaagster verwijt de notaris:
ongepaste bejegening van klaagster per e-mail en het doelbewust delen van onjuiste informatie met derden;
het doen van grievende uitlatingen aan klaagster in persoon;
het doen van grievende uitlatingen over de persoon van klaagster tegenover derden en het delen van onjuiste informatie met derden;
misbruik van klachtrecht;
ongepaste handelwijze tegenover een stafmedewerker van de deken.
4.2.
Ter onderbouwing van de eerste klacht verwijst klaagster naar het e-mailverkeer, zoals dat hierboven is geciteerd. Voor de tweede klacht wijst klaagster op haar bezoek aan het kantoor van de notaris op 25 juni 2020 en hetgeen toen is voorgevallen. Voor de derde klacht verwijst klaagster naar het verslag van de medewerkster van Telecount zoals dat hierboven is geciteerd. Ter onderbouwing van haar vierde klacht voert klaagster aan dat de notaris telefonisch aan het bureau van de deken heeft laten weten dat hij zijn klacht zou doorzetten, omdat klaagster tegen hem ook een klacht wilde indienen. Verder wijst klaagster op een verzoek van de voormalig raadsman van de notaris om de zaak af te doen door over en weer excuses aan te bieden waarna de klachten tegen elkaar konden worden ingetrokken. Voor de vijfde klacht wijst klaagster op uitlatingen van de stafmedewerker van de deken die evenals klaagster op onheuse wijze door de notaris is bejegend.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing klaagster niet-ontvankelijk verklaard in klachtonderdeel 4.1.5 en de klachtonderdelen 4.1.1, 4.1.2, 4.1.3 en 4.1.4 gegrond verklaard. De kamer heeft aan de notaris de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van vier weken opgelegd. Ten slotte heeft de kamer de notaris veroordeeld tot betaling aan klaagster van € 50,- aan griffierecht, € 50,- aan kosten klaagster en € 1.000,- aan kosten van de raadsman van klaagster alsmede tot betaling van € 2.000,- voor de kosten van behandeling van de klacht door de kamer.
Gedeeltelijk hoger beroep en strafmaatverweer
5.2.
Het hoger beroep van de notaris richt zich uitsluitend tegen het oordeel van de kamer inzake klachtonderdeel 4.1.4 (misbruik van klachtrecht) en de opgelegde maatregel. Gelet hierop zal het hof enkel klachtonderdeel 4.1.4 en de door de kamer opgelegde maatregel bespreken. Het hof ziet overigens geen reden ten aanzien van de klachtonderdelen 4.1.1 tot en met 4.1.3 en 4.1.5 anders te oordelen dan de kamer heeft gedaan. Het hof herhaalt hier nog kort de kernoverwegingen van de kamer.
Klachtonderdelen 4.1.1 tot en met 4.1.3: uit de e-mails van 24 en 25 juni 2020 blijkt dat de notaris meerdere malen op krenkende en beledigende wijze klaagster heeft benaderd en dat hij daarbij zijn eigen emoties niet in bedwang kon houden. Daarbij heeft hij ook de hele advocatuur beledigd. Een dergelijke manier van communiceren past niet bij een professionele beroepsbeoefenaar zoals een notaris. Van een notaris mag een andere manier van bejegening worden verwacht.
Klachtonderdeel 4.1.5: indien een stafmedewerker van het Bureau van de Orde van Advocaten een klacht tegen de notaris wil indienen, moet en kan zij dit zelf doen.
De notaris heeft geen misbruik gemaakt van klachtrecht
5.3.
Anders dan de kamer is het hof van oordeel dat de notaris geen misbruik heeft gemaakt van klachtrecht. Niet is komen vast te staan dat de notaris zijn klacht bij de lokale deken heeft ingediend om klaagster te beletten een klacht tegen de notaris in te dienen. Op het moment dat de notaris zijn klacht indiende, op de dag van de woordenwisseling op het kantoor van de notaris, was hij ervan overtuigd dat hij een klacht kon indienen op basis van het handelen van klaagster. Hij baseerde zijn klacht niet op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (zie ook ECLI:NL:HR:2007:BA3516); in de ogen van de notaris had klaagster klachtwaardig gehandeld. Naar het oordeel van het hof was de notaris op dat moment niet bezig met de mogelijkheid dat klaagster een klacht tegen hem zou kunnen indienen. Dat maakt dat van misbruik van klachtrecht geen sprake is. Het hof acht daarom, anders dan de kamer, klachtonderdeel 4.1.4 ongegrond.
Maatregel
5.4.
Het hof acht de verweten gedragingen een notaris onwaardig en is van oordeel dat in dit geval de maatregel van schorsing passend en geboden is. Indien dit de eerste tuchtrechtelijke veroordeling van de notaris zou zijn geweest, zou het hof een berisping passend hebben gevonden. Aan de notaris zijn in het verleden echter vanwege (meerdere) gelijksoortige, gegrond verklaarde, klachten tuchtmaatregelen opgelegd. Dat is in dit geval een verzwarende omstandigheid, ook al is het langer geleden. Het hof constateert echter ook dat er verzachtende omstandigheden zijn, die door de notaris in zijn stukken zijn verwoord en ook ter zitting in hoger beroep door hem zijn toegelicht. Zo heeft de notaris zelfinzicht getoond, heeft hij op diverse momenten zijn excuses aan klaagster aangeboden en is hij in therapie gegaan om zijn gedrag te veranderen. Het hof ziet daarin aanleiding om de duur van de schorsing in de uitoefening van het ambt te beperken tot één week. Ingevolge artikel 105 Wna is het aan de kamer om te bepalen op welke datum de aan de notaris opgelegde maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van één week van kracht wordt en dit bij aangetekende brief aan de notaris mee te delen. Voor een overzicht van de werkzaamheden die de notaris wel en niet mag verrichten gedurende zijn schorsing verwijst het hof naar overweging 6.15 van zijn beslissing van 14 januari 2020 (ECLI:NL:GHAMS:2020:137).
Geen kostenveroordeling in hoger beroep
5.5.
Per 1 januari 2021 is de Richtlijn kostenveroordeling notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer Gerechtshof Amsterdam 2021 (Staatscourant 2020, nr. 67513) in werking getreden.
5.6.
Ingevolge het bepaalde in artikel 103b lid 1 Wna in verbinding met artikel 107 lid 3 Wna en voormelde richtlijn kan het hof de notaris veroordelen in de kosten van klaagster en (een deel van) de kosten van de behandeling van de zaak bij het hof, indien de klacht (gedeeltelijk) gegrond wordt verklaard en een maatregel wordt opgelegd.
5.7.
Op grond van voormelde richtlijn is het uitgangspunt dat een kostenveroordeling wordt opgelegd, tenzij bijzondere omstandigheden reden geven om dat niet te doen. Dat betekent dat als aan de wettelijke voorwaarde is voldaan dat de klacht (gedeeltelijk) gegrond is en aan de notaris een maatregel is opgelegd, het hof in beginsel een kostenveroordeling oplegt, ook als klaagster daarom niet heeft gevraagd (dus ook ambtshalve). Het hof kan echter uit eigen beweging en/of op verzoek van de notaris afzien van een kostenveroordeling of een lagere kostenveroordeling opleggen als bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.
5.8.
Dergelijke bijzondere omstandigheden doen zich in deze zaak voor. Het hoger beroep van de notaris leidt immers, mede gelet op de omstandigheden genoemd in overweging 5.4, tot de oplegging van een minder zware maatregel dan de kamer heeft opgelegd, zodat het hof de notaris overeenkomstig de ‘
Uitgangspunten proceskostenveroordeling’ niet zal veroordelen tot vergoeding van de kosten van klaagster en de kosten van de klachtbehandeling in hoger beroep. De kostenveroordeling uit eerste aanleg blijft wel in stand.
Conclusie
5.9.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het hof de beslissing van de kamer zal vernietigen voor zover het betreft de gegrondverklaring van klachtonderdeel 4.1.4 en de opgelegde maatregel en dat de beslissing van de kamer voor het overige zal worden bevestigd.

6.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing, voor zover het betreft de gegrondverklaring van klachtonderdeel 4.1.4 en de opgelegde maatregel;
en, in zoverre opnieuw beslissende:
- verklaart klachtonderdeel 4.1.4 ongegrond;
- legt aan de notaris de maatregel van schorsing in de uitoefening van zijn ambt voor de duur van één week op;
- bevestigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.H. Lieber, A.R. Sturhoofd en J.T.A. van der Stok en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2022 door de rolraadsheer.