3.3Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met acht grieven (‘gronden’) op. De grieven II en III hebben betrekking op de uitleg van de bonusregeling. Grief IV ziet op de afwijzing van het verzoek ter zake het overwerk. Met grief V voert [appellant] aan dat zijn verlofdagen tegen een te lage waarde zijn uitgekeerd en met grief VII dat ook de transitievergoeding niet volledig is voldaan. Met grief VI betoogt [appellant] dat Verisure wel ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en verzoekt hij toekenning van een billijke vergoeding van € 30.000,- bruto. Grief VIII heeft betrekking op de afwijzing van de buitengerechtelijke kosten. Verisure bestrijdt de grieven.
Het hof oordeelt als volgt.
3.4.1In de met [appellant] overeengekomen arbeidsovereenkomsten staat vermeld: “De voorwaarden ten aanzien van de variabele beloning zullen jaarlijks door Werkgever worden vastgesteld en vastgelegd in een addendum, welke een onlosmakelijk onderdeel zal zijn van deze arbeidsovereenkomst.” [appellant] heeft gesteld en Verisure heeft erkend dat er geen stuk is genaamd ‘addendum’ en dat ook geen ander stuk bij de arbeidsovereenkomst is gevoegd. Wel zijn partijen het er over eens dat aan [appellant] bij zijn indiensttreding het onder 2.4 genoemde booklet is verstrekt, als ook dat het onder 2.6 genoemde componentenschema voor hem beschikbaar was. Beide betreffen de op [appellant] betrekking hebbende bonusregeling.
3.4.2[appellant] en Verisure verschillen van mening over de uitleg van de bepalingen in de arbeidsovereenkomst die betrekking hebben op een bonus, en de uitwerking daarvan in genoemd booklet en componentenschema. [appellant] bepleit dat het op basis van het booklet en het componentenschema berekende bonusbedrag in zijn geheel dient te worden betaald, tezamen met het volledige basissalaris. Verisure stelt dat de bonusregeling inhoudt dat op het volgens het booklet en het componentenschema berekende bonusbedrag het basissalaris in mindering dient te worden gebracht, of anders gezegd: dat de bonusbedragen slechts worden uitgekeerd voor zover deze het basissalaris overtreffen.
3.4.3Het hof is van oordeel dat noch de tekst van de arbeidsovereenkomst, noch het booklet of het componentenschema hierover volledige duidelijkheid geven. Partijen zijn het er over eens dat indien voldaan is aan de verkooptargets, ‘recht’ bestaat op de daarbij behorende bonus. Het hof deelt daarmee niet de visie van Verisure , dat toekenning van de bonussen een discretionair karakter heeft. In de arbeidsovereenkomst is vermeld dat de werknemer in aanmerking komt voor een variabele beloning ‘bovenop’ het vaste salaris. Die formulering wekt niet direct de indruk dat op een te berekenen bonus het vaste salaris in mindering zal worden gebracht maar sluit ook niet uit dat de aldus te betalen variabele beloning een bedrag betreft voor zover dat het vaste salaris heeft overtroffen.
3.4.4De werkgever is op grond van artikel 7:655 lid 1 aanhef en onder h en lid 3 BW verplicht de werknemer schriftelijk of elektronisch en binnen een maand na aanvang van de werkzaamheden te informeren over ‘het loon en de termijn van uitbetaling alsmede, indien het loon afhankelijk is van de uitkomsten van de te verrichten arbeid, de per dag of per week aan te bieden hoeveelheid arbeid, de prijs per stuk en de tijd die redelijkerwijs met de uitvoering is gemoeid’. Ook in de visie van Verisure betreft de aan bonussen te verwerven inkomsten een substantieel deel van het totale inkomen. Verisure heeft gesteld dat [appellant] gemiddeld € 2.215,84 bruto per maand aan bonus heeft verdiend (verweerschrift eerste aanleg, randnummer 5.2). Dit betreft daarmee een bedrag hoger dan het basissalaris. Nu de bonus uitsluitend afhankelijk is van de hoeveelheid verkochte producten, valt de bonusregeling onder het bereik van artikel 7:655 lid 1 aanhef en onder h en lid 3 BW. Dit onderdeel van het loon is immers afhankelijk van de uitkomsten van de te verrichten arbeid. Verisure had daarom [appellant] schriftelijk moeten informeren over de inhoud van de bonusregeling.
3.4.5Het hof is van oordeel dat zowel het booklet als het componentenschema geen volledige duidelijkheid geven over de manier waarop de bonusregeling moet worden toegepast. In beide stukken is vermeld dat er een gegarandeerd salaris is, maar dat op zich sluit niet uit dat daar bovenop een ‘ongekorte’ bonus wordt betaald. De afbeelding in het booklet onder het kopje ‘Security expert’ (zie onder 2.4) (waarbij het hof opmerkt dat dit niet de functie was van [appellant] en van de wel door [appellant] vervulde functie, te weten Security expert+ geen afbeelding beschikbaar is) toont bij ‘6 sales’ een stippellijn en direct daarboven de cijfers 2.300€ en 2.600€. Gelet op de zes verschillende kolommen is duidelijk dat deze kolommen niet ‘op schaal’ zijn getekend. Dat betekent naar het oordeel van het hof dat zeer wel denkbaar is en in elk geval niet uitgesloten is dat genoemd bedrag van € 2.300,- tot € 2.600.- (bij het behalen van zes sales) ‘bovenop’ het gegarandeerde salaris van € 1.635,60 moet worden betaald. Ook uit het componentenoverzicht blijkt niet dat het gegarandeerde salaris van de som van de componenten moet worden afgetrokken. Op zichzelf staat niet ter discussie dat [appellant] bij gelegenheid van zijn sollicitatiegesprek het booklet heeft ontvangen. Gelet op het onder 3.4.4 overwogene, de dubbelzinnige tekst van de arbeidsovereenkomsten en het ontbreken van het ‘addendum’ diende Verisure [appellant] uiterlijk binnen een maand na aanvang van de werkzaamheden uit te leggen hoe het bonussysteem (in haar optiek) werkt en draagt zij de bewijslast van haar (door [appellant] betwiste) stelling dat zij dit, tijdens het sollicitatiegesprek met [appellant] , ook heeft gedaan.
3.4.6De verklaringen van [naam 7] en [naam 2] ondersteunen weliswaar de stelling van Verisure dat zij [appellant] bij diens sollicitatiegesprek heeft uitgelegd hoe haar bonussysteem werkt, maar naar het oordeel van het hof heeft Verisure haar onderhavige stelling hiermee nog niet bewezen. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat [appellant] een aantal verklaringen van andere (ex-)werknemers van Verisure in het geding heeft gebracht die alle, voor zover van belang, inhouden dat Verisure het door haar gehanteerde bonussysteem in de desbetreffende sollicitatiegesprekken (of enig ander moment)
nietheeft uitgelegd. Anders dan Verisure meent, is deze omstandigheid van belang in het kader van de vraag of zij [appellant] toen ter zake heeft geïnformeerd. Er kan immers sprake zijn van een patroon van inadequate informatievoorziening en dat beeld rijst op uit de door [appellant] overgelegde verklaringen. De enkele omstandigheid dat [appellant] in oktober en november 2019 mogelijk ten onrechte niet adequaat heeft geprotesteerd tegen de wijze waarop Verisure de bonus over die maanden had berekend, kan niet leiden tot het oordeel dat ervan dient te worden uitgegaan dat Verisure de bonus (dus) correct had berekend. Hoewel Verisure in hoger beroep geen bewijsaanbod heeft gedaan, laat staan een concreet bewijsaanbod op dit punt, wordt zij, mede gelet op het belang van deze zaak en de eventuele precedentwerking ervan, - ambtshalve - in de gelegenheid gesteld met getuigen te bewijzen dat zij [appellant] tijdens diens sollicitatiegesprek heeft uitgelegd hoe haar bonussysteem (in haar optiek) werkt.
Overwerk
3.5.1[appellant] stelt minimaal twintig uur per week aan overwerk te hebben verricht. [appellant] heeft wat betreft de eerste vier maanden van zijn dienstverband, toen hij werkte op basis van een oproepovereenkomst, hiervan enige onderbouwing gegeven. Over de periode vanaf februari 2020 heeft [appellant] zijn standpunt niet onderbouwd. Hij heeft weliswaar in randnummer 3.66 van zijn beroepschrift geschreven, zonder dit in het petitum van dat beroepschrift te herhalen, Verisure te verzoeken stukken in het geding te brengen waaruit zijn werktijden blijken, maar het hof is van oordeel dat [appellant] mocht worden verlangd zijn standpunt dat ook vanaf februari 2020 sprake was van substantieel overwerk, nader te onderbouwen. Het verzoek is daarom over deze periode terecht afgewezen.
3.5.2Over de periode oktober 2019 tot en met januari 2020 heeft [appellant] wel een onderbouwing gegeven van de door hem verrichte werkzaamheden. In productie 36 bij verzoekschrift eerste aanleg, heeft hij een gedetailleerd overzicht gegeven van de, naast zijn reguliere werkzaamheden op het gebied van ‘koude acquisitie’, verrichte huisbezoeken. In dit overzicht worden de namen van de bezochte klanten vermeld met adres en telefoonnummer. Verisure had naar het oordeel van het hof niet kunnen volstaan met een ‘blote betwisting’ dat dit gewerkte uren betroffen. Verisure is verplicht de arbeidstijden van haar werknemers te registreren. Zij heeft ter zitting in hoger beroep gesteld dat nog niet te doen, zodat het hof zal uitgaan van het overzicht van [appellant] zoals overgelegd als productie 36 bij verzoekschrift eerste aanleg. [appellant] wordt in de gelegenheid gesteld bij – na de getuigenverhoren te nemen – akte te motiveren tot welk concreet bedrag het overzicht zou moeten leiden, waarop Verisure vervolgens mag reageren.
3.6.1Verisure heeft de door [appellant] opgebouwde vakantiedagen uitbetaald op basis van de waarde van het vaste salaris van € 2.000,- bruto per maand. [appellant] stelt dat bij die waarde ook de bonuscomponent dient te worden betrokken. Het hof overweegt als volgt.
3.6.2Blijkens jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (ECLI:EU:C:2021:987 en ECLI:EU:C:2022:19) “(moet) de werknemer (zich) zich tijdens de jaarlijkse vakantie namelijk in een situatie bevinden die qua beloning vergelijkbaar is met de situatie tijdens gewerkte perioden (arrest van 13 december 2018, Hein,
C385/17 (https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/AUTO/?uri=ecli:ECLI%3AEU%3AC%3A2018%3A1018&locale=nl),
EU:C:2018:1018 (https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=ecli:ECLI%3AEU%3AC%3A2018%3A1018), punt
33 (https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=ecli:ECLI%3AEU%3AC%3A2018%3A1018&anchor=)en aldaar aangehaalde rechtspraak).” en “Zo heeft het Hof geoordeeld dat het normale loon tijdens de jaarlijkse vakantieperiode bedoeld is om de werknemer in staat te stellen de vakantiedagen waarop hij recht heeft daadwerkelijk op te nemen. Wanneer het loon dat uitbetaald wordt tijdens de in artikel 7, lid 1, van richtlijn 2003/88 bedoelde jaarlijkse vakantie, lager ligt dan het normale loon dat de werknemer in perioden van daadwerkelijke arbeid ontvangt, wordt hij er wellicht van weerhouden zijn jaarlijks betaald verlof op te nemen (arrest van 13 december 2018, Hein,
C385/17 (https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/AUTO/?uri=ecli:ECLI%3AEU%3AC%3A2018%3A1018&locale=nl),
EU:C:2018:1018 (https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=ecli:ECLI%3AEU%3AC%3A2018%3A1018), punt
44 (https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=ecli:ECLI%3AEU%3AC%3A2018%3A1018&anchor=)).” Het hof leidt hieruit af dat de beloning die [appellant] ontvangt tijdens het opnemen van vakantie, gelijk zou moeten zijn aan de beloning die hij genoten zou hebben indien hij geen vakantie had genoten. Uit de gegevens die door Verisure zijn verstrekt blijkt dat [appellant] een bonus genoot die hoger was dan het reguliere basissalaris. Indien structureel een dergelijke substantiële bonus wordt verdiend, zou het uitbetalen van vakantiedagen zonder die bonusverdiensten mee te tellen, een belemmering kunnen vormen om vakantiedagen op te nemen.
3.6.3De waarde van de bonus dient daarom te worden betrokken bij het vaststellen van de waarde van een vakantiedag. Welk bedrag dan precies moet worden aangehouden blijkt niet uit de wet. Het is gebruikelijk om niet-opgenomen vakantiedagen af te rekenen tegen het bij het einde van het dienstverband geldende salaris. Uit het onder 2.8 genoemde bonusoverzicht blijkt dat [appellant] van meet af aan substantiële bonussen verdiende. Bij gebreke aan een andere duidelijke maatstaf acht het hof het daarom redelijk dat de vakantiedagen hadden moeten worden uitgekeerd met toepassing van het gemiddeld genoten bonusbedrag. Dat betreft in ieder geval € 2.215,84 bruto per maand op voltijdse basis (bovenop het vaste salaris; zie ov. 3.4.4) doch kan hoger worden afhankelijk van de uitkomst van hetgeen onder 3.4 is overwogen en waarop nader beslist zal worden.
Hoogte transitievergoeding