ECLI:NL:GHAMS:2022:2014

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 juni 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
23-002571-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis groepsbelediging via sociale media tijdens demonstratie tegen Zwarte Piet

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 november 2020. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor groepsbelediging. De zaak betreft een reactie van de verdachte op een livestream van een demonstratie tegen Zwarte Piet, die door een journalist/columnist was geplaatst op Facebook. De verdachte had een beledigende opmerking gemaakt over negroïde personen, wat leidde tot een grote hoeveelheid negatieve reacties op de video. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de impact van de uitlatingen op het slachtoffer. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte geen inzicht heeft getoond in de laakbaarheid van zijn uitlatingen en dat dergelijke opmerkingen op sociale media de onverdraagzaamheid kunnen aanwakkeren. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 450,00, subsidiair 9 dagen hechtenis. Het hof heeft dit vonnis bevestigd, met de aanpassing dat de strafmotivering is vervangen. De uitspraak benadrukt dat het strafrecht ook grenzen stelt aan wat men kan zeggen over anderen op sociale media.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002571-20
datum uitspraak: 23 juni 2022
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 november 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-012607-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 mei 2022 en 23 juni 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de gemachtigde van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

De behandeling van de zaak in hoger beroep noch het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht heeft het hof gebracht tot andere overwegingen en beslissingen dan die van de rechtbank, zodat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met dien verstande dat de strafmotivering wordt vervangen door de onderstaande.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 450,00, subsidiair 9 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in 2018 in het openbaar beledigend uitgelaten over negroïde personen wegens hun ras, door als reactie op een door een journalist/columnist – een vrouw van kleur – op haar Facebook-pagina geplaatste video van een demonstratie tegen Zwarte Piet een bericht te plaatsen met de tekst: “Jullie kankerzwarten moeten zelf weg jah jullie horen hier niet ga je eigen land verkankeren ipv hier een kinderfeest te verstoren”. Het bericht van de verdachte was één van de ongeveer 7.600 reacties op de video van het slachtoffer, waarvan veel een discriminerende, beledigende en/of bedreigende, althans negatieve, strekking hadden. De ontvangst van deze lawine aan stuitende reacties heeft het slachtoffer zeer aangegrepen en bij haar gevoelens van onveiligheid teweeg gebracht.
Bovendien heeft de verdachte met zijn handelwijze personen op grond van hun huidskleur in diskrediet gebracht en daarmee de waardigheid van die personen ondermijnd. Het bezigen van genoemd taalgebruik op een populair sociaal media platform – in het bijzonder ook in genoemde context – bergt het gevaar in zich dat gevoelens van onverdraagzaamheid jegens personen op grond van de huidskleur worden aangewakkerd, versterkt of bestendigd, niet in de laatste plaats omdat dit eraan kan bijdragen dat dergelijke opmerkingen in het maatschappelijk verkeer (verder) worden genormaliseerd. Het hof rekent de verdachte het voorgaande aan. Het hof weegt verder in het nadeel van de verdachte mee dat hij geen enkel inzicht heeft getoond in de laakbaarheid van zijn uitlatingen.
Met de strafoplegging beoogt het hof niet alleen de verdachte, maar ook anderen in de samenleving voor wie dat nodig is, duidelijk te maken dat het strafrecht óók grenzen stelt aan hetgeen men tegen of over anderen zegt via openbare sociale media – langs welke weg meningen en opvattingen snel en gemakkelijk zijn te geven zonder dat men de ontvanger van de boodschap ‘in het echt’ voor zich heeft.
Gelet op het voorgaande en in aanmerking genomen de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd, acht het hof alles afwegende, met de rechtbank en de advocaat-generaal, een geldboete van € 450,00, subsidiair 9 dagen hechtenis, passend en geboden.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. H.A.G. Nijman en mr. T. de Bont, in tegenwoordigheid van mr. L. Muyselaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 juni 2022.