Dit arrest van het gerechtshof Amsterdam betreft een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam in een ontnemingszaak. De betrokkene was eerder veroordeeld voor een gewapende overval en poging tot witwassen. Het openbaar ministerie had in eerste aanleg gevorderd dat de betrokkene € 1.000,00 zou betalen aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank legde echter een hogere verplichting op van € 5.583,33. De betrokkene ging in hoger beroep tegen dit ontnemingsvonnis.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 16 juni 2022 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de betrokkene en zijn raadsman gehoord. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, maar vanwege de overschrijding van de redelijke termijn de betalingsverplichting met 10% verminderd. Dit leidde tot een nieuwe verplichting van € 5.025,00 aan de Staat.
Het hof heeft ook de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 201 dagen. Het arrest is uitgesproken op 30 juni 2022 door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. Mr. Greven was niet in staat het arrest mede te ondertekenen.