ECLI:NL:GHAMS:2022:2013

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
23-002679-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming na veroordeling wegens gewapende overval en poging witwassen

Dit arrest van het gerechtshof Amsterdam betreft een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam in een ontnemingszaak. De betrokkene was eerder veroordeeld voor een gewapende overval en poging tot witwassen. Het openbaar ministerie had in eerste aanleg gevorderd dat de betrokkene € 1.000,00 zou betalen aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank legde echter een hogere verplichting op van € 5.583,33. De betrokkene ging in hoger beroep tegen dit ontnemingsvonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 16 juni 2022 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de betrokkene en zijn raadsman gehoord. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, maar vanwege de overschrijding van de redelijke termijn de betalingsverplichting met 10% verminderd. Dit leidde tot een nieuwe verplichting van € 5.025,00 aan de Staat.

Het hof heeft ook de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 201 dagen. Het arrest is uitgesproken op 30 juni 2022 door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. Mr. Greven was niet in staat het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002679-19
datum uitspraak: 30 juni 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 juni 2019 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 13-669128-14 tegen de betrokkene
[verdachte]
geboren op [geboortedatum]
adres: [adres].

Procesgang

De betrokkene is in de strafzaak bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 april 2015 veroordeeld ter zake van - kort gezegd - een gewapende overval in vereniging en het medeplegen van een poging tot witwassen. De betrokkene is tegen het vonnis in hoger beroep gegaan, en is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 oktober 2016 wederom voor deze feiten veroordeeld.
Het openbaar ministerie heeft in de ontnemingszaak in eerste aanleg gevorderd dat aan de betrokkene
de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van € 1.000,00 aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 28 juni 2019 de betrokkene de verplichting opgelegd
tot betaling van € 5.583,33 aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen het ontnemingsvonnis.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
van 16 juni 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het
Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de betrokkene en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen. Het verhoor
van de getuige Zegerius op de terechtzitting van 16 juni 2022 heeft niet tot een ander oordeel geleid.
Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal het hof de betalingsverplichting verminderen
met 10%. In zoverre zal het vonnis wel worden vernietigd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde betalingsverplichting en doet in zoverre opnieuw recht.
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
5.583,33 (vijfduizend vijfhonderddrieëntachtig euro en drieëndertig cent).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 5.025,00 (vijfduizend vijfentwintig euro).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 201 dagen.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Clement, mr. P. Greve en mr. D. Greven, in tegenwoordigheid van mr. A.S. de Bruin, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 juni 2022.
Mr. Greven is buiten staat het arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[adres]
.