Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.De beoordeling
OVERBEDELING / SCHULDIGERKENNING
heeftplaatsgevonden doordat [appellant] daarbij zijn aandeel in de gemeenschappelijke eigendom van de woning heeft overgedragen aan [geïntimeerde] , zodat artikel 3:178 BW hier niet (meer) voor toepassing in aanmerking komt. Dat [appellant] na weigering van de BBZ-voorziening teleurgesteld is over die verdeling en, achteraf bezien, wellicht voor een andere constructie dan de bij akte van verdeling gevolgde had willen kiezen, is een omstandigheid die voor zijn rekening en risico komt. Wat de uitleg van de akte betreft geldt dat de tekst van de akte geen andere uitleg toelaat dan dat [appellant] bij verdeling een
voorwaardelijkevordering heeft verkregen die eerst opeisbaar wordt in de hiervoor (onder 3.1 sub (ii)) genoemde gevallen, en dat [appellant] onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die tot de conclusie kunnen leiden dat partijen over en weer die akte redelijkerwijs anders hadden kunnen en moeten begrijpen. De conclusie is dat
grief 1geen succes heeft.
natotstandkoming van de akte van verdeling. Voor zover [appellant] bedoelt te stellen dat een beroep op de akte van verdeling door [geïntimeerde] misbruik van bevoegdheid oplevert dan wel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is in de zin van artikel 6:248 lid 2 BW, faalt dit beroep, reeds omdat [appellant] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die een dergelijke conclusie kunnen rechtvaardigen. Daarbij merkt het hof ten overvloede op dat de stelling van [appellant] dat hij heeft bijgedragen in de hypothecaire lasten, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door [geïntimeerde] , in het geheel niet is komen vast te staan. Het door [appellant] ter zake gedane bewijsaanbod wordt gepasseerd, omdat dat kennelijk betrekking heeft op schriftelijk bewijs dat [appellant] al in het geding had behoren te brengen, als hij daarover beschikt. Ook
grief 2wordt verworpen.
grief 3evenmin terecht is voorgesteld.
grief 4buiten bespreking laat. Het hof ziet geen aanleiding de proceskosten te compenseren, zodat het, gelet op de uitkomst van het geschil, [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij zal veroordelen in de proceskosten. Dit betekent dat ook
grief 5geen succes heeft.